25 oktober 2018
Rb – uit te werken bestemming
In casu dient een vrijstellingsbesluit (nieuwe planologische situatie) te worden vergeleken met het bestemmingsplan “Bolnes-Noord 1997” (oude planologische situatie). Tussen partijen is in geschil of verweerder bij het bepalen van de maximale gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden op grond van het bestemmingsplan terecht de maximale invulling van de uit te werken bestemming ‘Uw’ heeft betrokken. Vaststaat dat voor de gronden met de bestemming ‘Uw’ geen sprake is van een verwezenlijkt uitwerkingsplan.
De rechtbank ziet in de omstandigheid dat op de aanvraag van eisers niet artikel 49 van de WRO maar artikel 6.1 van de Wro van toepassing is geen grond voor het oordeel dat verweerder bij de planvergelijking geen rekening heeft mogen houden met de maximale mogelijkheden van de bestemming ‘Uw’. Artikel 6.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wro sluit uit dat uit te werken bepalingen in een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wro, als oorzaak van planschade kunnen dienen. Nog daargelaten dat hieruit niet blijkt dat tevens is beoogd om uit te werken bepalingen buiten beschouwing te laten bij de maximale invulling van het oude planologische regime in het kader van de planvergelijking, heeft deze uitsluiting naar het oordeel van de rechtbank slechts betrekking op uit te werken bepalingen die tot stand zijn gekomen op basis van de Wro en niet op uitwerkingsplichten die onder de WRO zijn gegeven. De rechtbank leidt dit af uit het feit dat in het overgangsrecht in de Invoeringswet Wro een op basis van de WRO gegeven uitwerkingsplicht niet is gelijkgesteld met een uitwerkingsplicht als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wro. Artikel 9.1.5 van de Invoeringswet Wro bepaalt slechts dat een uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 11 van de WRO wordt gelijkgesteld met een uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder b, van de Wro en die situatie doet zich hier niet voor. Nu het bestemmingsplan “Bolnes-Noord 1997” – en dus ook de bestemming ‘Uw’ – is vastgesteld op basis van de WRO, kan dus niet worden aangenomen dat de uitsluiting in artikel 6.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wro van toepassing is op de uit te werken bepalingen behorende bij de bestemming ‘Uw’.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht bij de planvergelijking rekening heeft gehouden met de maximale mogelijkheden van de bestemming ‘Uw’.