13 maart 2018
RB Den Haag – causaal verband tussen bouw gemaal en scheuren in woning
Eisers zijn de eigenaren van woningen die een wooneenheid vormen waar tussen beide woningen een gemeenschappelijke muur staat. Eisers ondervinden schade aan hun woningen. De schade bestaat uit scheurvorming in de muren en verzakkingen van de woningen. Door instortingsgevaar zijn de woningen onbewoonbaar geworden.
In opdracht van het Hoogheemraadschap van Rijnland is in de periode van juni tot en met oktober 2011 nabij de woningen van eisers het poldergemaal aangelegd. Daarbij zijn vanaf 6 juli 2011 op ongeveer 50 meter van de woning van eisers tijdelijke damwanden geplaatst. Vanaf 12 juli 2011 hebben er ook heiwerkzaamheden plaatsgevonden waarbij prefab betonnen palen in de bodem zijn geheid. De werkzaamheden zijn op 18 juli 2011 afgerond. In september 2011 zijn de tijdelijke damwanden verwijderd en zijn rondom het aangebrachte gemaal permanente damwandschermen in de bodem geplaatst.
De rechtbank stelt zich op het standpunt dat het aannemelijk is dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de bouw van het gemaal en de in juli 2011 opgetreden scheuren in de muren van de woningen van eisers. De scheurvorming en het zettingsproces zijn voortgegaan nadat de werkzaamheden aan het gemaal waren afgerond. Daardoor is er meer schade ontstaan, die eisers wijten aan de verlaging van de grondwaterstand waardoor de funderingen van hun woningen zijn verrot. De verlaging van het grondwaterpeil ter plaatse van de woningen van eisers en de daaruit volgens eisers voortgevloeide schade (in de vorm van verrotte funderingen en ongelijke zettingen) kan echter niet aan verweerder worden toegerekend.
De dossiers bieden echter onvoldoende aanknopingspunten om nadeelcompensatie voor de in juli 2011 door de trillingen opgetreden scheuren in de muren van de woningen van eisers te kunnen vaststellen. Niet alleen dienen eisers de door hen op dit punt gestelde schade(posten) nader uiteen te zetten en te onderbouwen, ook dient verweerder gelet op het bepaalde in artikel 6:98 van het Burgerlijk Wetboek – en eventueel na het inwinnen van een deskundigenadvies – een standpunt in te nemen over de vraag in hoeverre de in juli 2011 opgetreden scheuren aan verweerder kunnen worden toegerekend en vervolgens of de in juli 2011 opgetreden scheuren in de muren van de woningen van eisers tot hun normaal maatschappelijk risico behoren en zo nee, welk percentage van de schade dan aan verweerder moet worden toegerekend. De rechtbank draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van de uitspraak nieuwe beslissingen te nemen.