Gloudemans Uitspraak - algemeen
16 maart 2023

Besluit van 16 februari 2023, nr. 2023000275 (onteigeningsplan Centrumplan Den Hoorn)

De onteigening ziet op onroerende zaken gelegen in de gemeente Midden-Delfland die zijn benodigd voor de realisatie van Centrumplan Den Hoorn.

Noodzaak en urgentie:
De te onteigenen onroerende zaken zijn gelegen in het bestemmingsplan “Den Hoorn 2016”. Aan de onroerende zaken zijn de enkelbestemmingen “Centrum-2”, “Groen”, “Verkeer”, “Wonen” en “Water”, alsmede de dubbelbestemming “Waarde-Waterkering” toegekend.

Het dorp Den Hoorn in de gemeente Midden-Delfland breidt zich steeds meer uit en dan met name door de bouw van nieuwe woonwijken. Een knelpunt hierbij is dat het centrum van het dorp zich niet in dezelfde mate ontwikkelt. Met het bestemmingsplan wil de gemeente het centrum verder ontwikkelen, zodat een levendig centrum ontstaat met afwisselende bebouwing. Voorwaarde is dat het dorpse karakter behouden blijft. Om dit te kunnen bewerkstelligen zijn de Structuurvisie Midden-Delfland 2025 en het Masterplan Centrum Den Hoorn vastgesteld.

Op dit moment wordt het plangebied deels gebruikt voor opslag en als parkeerterrein, maar voornamelijk is het braakliggend, ongebruikt gebied. Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een supermarkt, een winkel, negen appartementen en dertien grondgebonden woningen. Om de werken en werkzaamheden ter uitvoering van het bestemmingsplan tijdig te kunnen realiseren, wenst de gemeente Midden-Delfland de eigendom, vrij van lasten en rechten, te verkrijgen van de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken. Het gevoerde minnelijk overleg heeft niet tot (volledige) overeenstemming geleid.

Zienswijzen:
Binnen de daarvoor gestelde termijn zijn daarover twee zienswijzen naar voren gebracht.

Reclamanten 1
Op de zitting hebben reclamanten 1 aangegeven het onderdeel dat betrekking had op het minnelijk overleg in te trekken. Verder stellen reclamanten dat het verzoek tot onteigening niet voldoet aan de formele eisen, het verzoek prematuur is, de noodzaak tot onteigening ontbreekt en er geen sprake is van urgentie.

Niet voldoen aan de formele eisen
Reclamanten wijzen erop dat in strijd met artikel 78, eerste lid Onteigeningswet niet alle bestemmingen waarvoor onteigend wordt in het verzoekbesluit zijn vermeld. Een vergelijkbaar verzoek tot onteigening is onder meer om deze reden stopgezet in de onteigeningsprocedure betreffende FES Oostland (gemeente Pijnacker-Nootdorp 2014/2015). Uitsluitend de gemeenteraad kan een verzoekbesluit nemen en delegatie ervan is niet mogelijk. De brief van het college van 29 maart 2022 waarin zij de fout in het verzoek erkent en dit tracht te herstellen heeft daarom geen betekenis.

De Kroon
De Kroon overweegt dat zij in de beginfase van de behandeling van het verzoek heeft vastgesteld dat in beslispunt 1 van het verzoekbesluit van 14 december 2021 de enkelbestemmingen “Water” en “Groen” ontbraken en verzoeker hierop heeft gewezen. Middels de brief van 29 maart 2022 heeft verzoeker erkend dat deze bestemmingen abusievelijk niet zijn vermeld in de beslispunten van het verzoekbesluit. Echter, volgens verzoeker is gelet op de verwijzing in het verzoekbesluit naar de grondtekening en de onteigeningslijst voldoende duidelijk dat ook de gronden met de bestemmingen “Water” en “Groen” in het verzoekbesluit zijn betrokken.

De Kroon is van oordeel dat het feit dat in het verzoekbesluit niet uitdrukkelijk is vermeld voor welke afzonderlijke bestemmingen precies zal worden onteigend, niet betekent dat de gronden reeds daarom niet ter onteigening aangewezen zouden mogen worden. Daarbij is van belang dat voor de Kroon en ook voor belanghebbenden uit de overgelegde stukken bij het verzoek en dan met name de grondtekening, de onteigeningslijst en de zakelijke beschrijving voldoende duidelijk is op welke onroerende zaken de onteigening betrekking heeft, wat de omvang van de onroerende zaken is en welke (gegevens van de) eigenaren van de onroerende zaken het betreft. Reclamanten zijn dan ook niet in hun belangen geschaad. Verzoeker heeft zijn verzoek aangevuld, nader toegelicht en verbeterd waar nodig. De Kroon is van oordeel dat daarmee niet gehandeld is in strijd met de vereiste zorgvuldigheid.

Zelfrealisatie
Reclamanten geven aan dat zij zelf in staat en bereid zijn om het plan van verzoeker te realiseren. Zij stellen dat zij aannemelijk hebben gemaakt dat zij over voldoende kennis, kapitaal en expertise beschikken om het plan uit te kunnen voeren, ondanks het niet overleggen van een concreet plan. Daarbij zijn reclamanten onder meer van mening dat niet van hen kan worden gevergd dat zij veel geld uit moeten geven aan het opstellen van een concreet plan, voordat het exploitatieplan onherroepelijk is.

De Kroon
De Kroon overweegt dat uit de stukken die zijn overgelegd, en met name het minnelijk overleg en hetgeen tijdens de hoorzitting is besproken, blijkt dat er tussen partijen en regelmatig en serieus over de mogelijkheden tot zelfrealisatie is gesproken. De Kroon is van oordeel dat niet is gebleken dat reclamanten in staat zijn om de door verzoeker gewenste vorm van uitvoering van het bestemmingsplan zelf te realiseren. Van reclamanten mag verwacht worden dat zij een concreet op uitvoering gericht plan ontwikkelen en dit plan kenbaar maken aan de gemeente. Het ontbreken van een onherroepelijk exploitatieplan maakt niet dat het opstellen van een concreet plan door reclamanten 1 niet mogelijk zou zijn. Het is de Kroon ook niet gebleken dat verzoeker het bestemmingsplan bewust zo heeft vastgesteld dat zelfrealisatie door reclamanten op voorhand is uitgesloten. Niet aannemelijk is dat reclamanten bereid en in staat zijn het plan conform de door verzoeker gewenste vorm van uitvoering zelf te realiseren .

Ontbreken urgentie
Reclamanten stellen dat de vereiste urgentie ontbreekt en voeren hiertoe aan dat in de zakelijke beschrijving staat dat de bouwtijd inclusief de omgevingsvergunningsprocedure 2,5 jaar bedraagt. Reclamanten hebben tegen het exploitatieplan beroep ingediend waardoor dit nog niet onherroepelijk is. Daardoor moeten omgevingsvergunningen worden aangehouden, dat wil zeggen er kunnen geen omgevingsvergunningen worden verleend. Doorbreking van deze aanhoudingsplicht is mogelijk, maar volgens reclamanten niet aan de orde. Tevens wijzen reclamanten erop dat zij tegen de eventuele vergunning kunnen opkomen, loopt er al enige tijd een civiele procedure met betrekking tot erfdienstbaarheden, is er een klacht bij de Europese Commissie inzake onrechtmatige staatssteun en wordt gewezen op het Didam-arrest.

De Kroon
Omtrent urgentie gaat het erom dat voldoende aannemelijk is dat het uit te voeren werk binnen vijf jaar na de datum van het onteigeningsbesluit zal starten. Het exploitatieplan is niet relevant, omdat als de onteigening rond is en dus verzoeker eigenaar is van de gronden, het kostenverhaal niet via het exploitatieplan zal lopen maar via gronduitgifte. Ook de civiele procedure betreffende de erfdienstbaarheden is niet van belang vanwege de titelzuiverende werking. Het feit dat er een klacht is ingediend bij de Europese Commissie ziet op staatssteun en is niet relevant voor de onteigeningsprocedure. Ook het Didam-arrest doet niet af aan de urgentie van de onteigening.

Reclamant 2
Is geen belanghebbende. Om die reden wordt zijn zienswijze niet in behandeling genomen.

De Kroon overweegt
“Uit de bij het verzoek overgelegde stukken blijkt, dat de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken bij de uitvoering van het bestemmingsplan niet kunnen worden gemist.

Ons is niet gebleken van feiten en omstandigheden die overigens de toewijzing van het verzoek in de weg staan. Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling worden geacht dat de gemeente Midden-Delfland de vrije eigendom van de door ons ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken verkrijgt.”

De te onteigenen onroerende zaken worden ter onteigening aangewezen.

Bekijk uitspraak

Gloudemans voor het land van morgen