6 juni 2023
Besluit van 12 april 2023, nr. 2023000947 (onteigeningsplan De Bulkenaar)
De onteigening ziet op onroerende zaken gelegen in de gemeente Roosendaal. De te onteigenen onroerende zaken zijn benodigd voor de uitvoering van het bestemmingsplan De Bulkenaar. Het bestemmingsplan is op 10 februari 2022 vastgesteld door de gemeenteraad van Roosendaal.
Aan de onroerende zaken zijn de onderscheiden bestemmingen “Groen-Landschapspark”, “Maatschappelijk”, “Verkeer” en “Water” en de dubbelbestemmingen “Leiding”, “Waarde-Archeologie-1” en Waarde-Archeologie – 2” toegekend.
Noodzaak en urgentie
Het Bravis ziekenhuis in de gemeente Roosendaal is verdeeld over twee locaties die op een afstand van 15 kilometer van elkaar liggen. Dit is nadelig voor de verdeling van patiënten en de gebouwen zijn verouderd. Op de huidige locaties zijn er ook geen mogelijkheden tot vernieuwing en uitbreiding. De gemeente Roosendaal en het Bravis ziekenhuis willen daarom gezamenlijk komen tot de ontwikkeling van een nieuw ziekenhuis op één locatie. Daarnaast voorziet het bestemmingsplan ook in de aanleg van een landschapspark dat is gelegen tussen het nieuwe ziekenhuis en het bestaande woongebied van Roosendaal.
Zienswijzen
Binnen de termijn zijn 9 zienswijzen naar voren gebracht.
Zienswijze van reclamanten 1 tot en met 6
De reclamanten 1 tot en met 6 hebben als gelijkluidende zienswijze naar voren gebracht dat de projectietekening in het onteigeningsdossier niet voldoet aan de eisen die artikel 79, aanhef en onder 7°, van de Onteigeningswet daaraan stelt. De projectietekening is niet op de grondtekening geprojecteerd, er is kennelijk een aparte projectietekening gemaakt die veel minder gedetailleerd is.
Tijdens de zitting is gebleken dat verzoeker de grondtekening niet letterlijk op de verbeelding heeft geprojecteerd, maar een aparte tekening heeft vervaardigd waarin verbeelding en grondtekening zijn gecombineerd. Uit de tekeningen en projectietekening konden reclamanten zonder meer opmaken welke bestemmingen op de in het onteigeningsplan begrepen gedeelten van hun percelen zijn geprojecteerd. De Kroon merkt op dat het niet strikt naleven van de voornoemde bepaling uit de Onteigeningswet door verzoeker de Kroon geen aanleiding geeft om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen. Hierbij wordt verwezen naar het KB van 7 november 2011, nr. 11.002619, Stc. 14 december 2011, nr. 21209. Het is de bedoeling van de projectietekening om de grondeigenaren op eenvoudige wijze in staat te stellen na te gaan hoe bestemming(en) en te onteigenen percelen of gedeelten daarvan zich verhouden tot de mogelijkheid om een beroep op zelfrealisatie naar voren te brengen. De Kroon overweegt dat hieraan in onderhavige zaak is voldaan. Reclamanten zijn niet in hun belangen geschaad. Om die reden wordt voorbij gegaan aan de door reclamanten vermeende onjuiste toepassing van de Onteigeningswet.
De reclamanten 1 tot en met 6 hebben verder als gelijkluidende zienswijze naar voren gebracht dat niet duidelijk is wat er op hun gronden staat te gebeuren.
De Kroon kan reclamanten niet volgen in hun betoog dat voor hen onvoldoende duidelijk is wat er precies op hun gronden wordt gerealiseerd. Op dit moment is er nog geen definitieve inrichtingsschets of tekening aanwezig. De Kroon overweegt dat er geen verplichting bestaat dat er ten tijde van de indiening van een verzoek om onteigening sprake moet zijn van een definitieve inrichtingsschets of -tekening. Door reclamanten 1 en 2 wordt nog specifiek overwogen dat voldoende vaststaat dat op de door reclamanten 1 en 2 bedoelde gedeelten die in de Overzichtstekening ontsluitingsweg leeg zijn gelaten (dat wil zeggen: niet zijn ingetekend) de realisatie van een weg met een fietspad is voorzien.
Reclamant 2 voert nog aan dat de onteigening prematuur is omdat het bestemmingsplan De Bulkenaar nog niet onherroepelijk is (reclamanten 7 tot en met 9 brengen hetzelfde naar voren in hun zienswijzen) en dat hem geen reëel bod is gedaan om de gronden op minnelijke wijze in eigendom te verkrijgen.
De Kroon overweegt dat de Onteigeningswet geen uitdrukkelijke regeling kent ter bepaling van het moment waarop een verzoek tot aanwijzing ter onteigening kan worden gedaan. Op basis van bestendig Kroonbeleid is het evenwel rechtens toelaatbare praktijk dat de onteigeningsprocedure wordt gestart op basis van een vastgesteld bestemmings- of inpassingsplan. Vast staat dat het bestemmingsplan op de datum van het verzoekbesluit was vastgesteld. In dat licht en in aanmerking nemend dat verzoeker gehouden is aan zijn eigen, op de urgentie van de realisering van het werk toegespitste planning, kan naar overweging van de Kroon niet worden gesteld dat het besluit prematuur genomen is.
Zienswijzen reclamanten 7 tot en met 9
Reclamanten 7-9 voeren aan dat in de toelichting en andere documenten bij het bestemmingsplan niet, of in ieder geval onvoldoende wordt beschreven en onderbouwd welke kwantitatieve en kwalitatieve behoefte er bestaat om de voorgenomen ontwikkeling te realiseren. Volgens reclamanten is er ook niet onderzocht of er minder vergaande maatregelen en/of alternatieven mogelijk zijn.
De Kroon overweegt dat het hier in hoofdzaak zienswijzen betreft die van planologische aard zijn. Deze zienswijzen konden in de procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aan de orde gesteld worden. De reclamanten 7 tot en met 9 hebben van deze mogelijkheid gebruikgemaakt.
Verder brengen reclamanten 7 tot en met 9 naar voren dat zij vanaf het begin bereid zijn geweest te praten over minnelijke verwerving. Hiervoor is vereist dat een redelijke schadeloosstelling wordt geboden. De namens verzoeker gedane aanbiedingen zijn in de ogen van reclamanten evident te laag geweest. De hoogte, samenstelling en de wijze van berekening van de schadeloosstelling komen aan bod bij de burgerlijke rechter. De Kroon gaat per reclamant (7, 8 en 9) in op het gevoerde minnelijke overleg. In het kort komt het erop neer dat partijen al sinds maart 2020 met elkaar in overleg zijn, er meerdere formele biedingen zijn geweest en dat het overleg ook na het indienen van het verzoekbesluit doorloopt. Onder die omstandigheden is er naar overweging van de Kroon geen aanleiding om het verzoek ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.