30 maart 2018
B Rotterdam – terecht afwijken van referentieperiode van 3 jaar + ontbreken causaal verband
Eiseres heeft verzocht om nadeelcompensatie voor de schade die zij stelt te hebben geleden ten gevolge van de invoering van een nieuw parkeersysteem in juli/augustus 2014. Eiseres exploiteert een Aziatische supermarkt die is gevestigd aan de Parkhaven 21 te Rotterdam. Eiseres stelt omzetschade te hebben geleden door de problematiek m.b.t. tot het nieuwe parkeersysteem ten bedrage van € 189.000,00 in de periode september 2014 t/m december 2014. Eiseres stelt dat in deze periode het aantal klanten is teruggelopen.
Eiseres voert aan dat om een zoveel mogelijk geobjectiveerd beeld te krijgen van de schade, in de regel gebruik wordt gemaakt van drie referentiejaren. In het advies van de SAOZ is ten onrechte een referentieperiode van vijf maanden in slechts één jaar gehanteerd. De rechtbank stelt zich op het standpunt dat uit de hier te hanteren Verordening blijkt, alsook uit de vaste rechtspraak, dat het in beginsel gebruikelijk is om een referentieperiode van drie jaar te hanteren, maar dat daar in sommige situaties van afgeweken dient te worden. Naar het oordeel van de rechtbank maken de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde adviezen van de SAOZ voldoende inzichtelijk dat in dit geval geen referentieperiode van drie jaar kan worden gehanteerd, omdat voorafgaand aan de schadeperiode sprake was van een bestendige daling van de omzetten.
Vergeleken met de periode voorafgaande aan het invoeren van het kentekenparkeren is de daling van de omzet niet zodanig vergroot dat daaruit een causaal verband blijkt tussen het invoeren van het kentekenparkeren en het dalen van de omzet van eiseres. Bovendien is volgens de SAOZ niet uit te sluiten dat de verdere daling van de omzet verband houdt met de opening van een concurrent in de Markthal in Rotterdam op 1 oktober 2014. Ook heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er een causaal verband is tussen de daling van de omzet en het invoeren van het kentekenparkeren. De omstandigheden dat er sinds de invoering van het kentekenparkeren minder parkeerautomaten stonden, dat het voor de klanten verder lopen was naar een parkeerautomaat, en dat er lange rijen voor de parkeerautomaat stonden, maken op zich nog niet aannemelijk dat als gevolg hiervan een zodanig aantal klanten is weggebleven dat dit heeft geleid tot omzetverlies van eiseres.
Het verzoek om nadeelcompensatie is aldus volgens de rechtbank terecht afgewezen vanwege het ontbreken van een causaal verband tussen de gestelde geleden schade en de invoering van het kentekenparkeren in de Parkhaven.