25 juli 2018
ABRS – Waardering en woz-waarde
Aanvrager stelt schade te hebben geleden als gevolg van een omgevingsvergunning. Als gevolg van die omgevingsvergunning is er sprake van een planologische wijziging van – samengevat weergegeven – één huishouden naar een onbeperkt aantal huishoudens. Naar het oordeel van de rechtbank hadden de deskundigen de gevolgen van deze planologische wijziging onvoldoende onderkend. Verder heeft de rechtbank overwogen dat bij de waardering van het nadeel een daling van de woz-waarde moet worden betrokken. Dat heeft het college ten onrechte nagelaten, aldus de rechtbank. De rechtbank stelt de waardevermindering zelf vast op € 10.000,00.
De Afdeling overweegt dat de rechtbank bij haar beoordeling terecht de forse daling van de woz-waarde van de woning heeft betrokken. Hoewel een daling van de woz-waarde doorgaans geen aanleiding vormt om te twijfelen aan de juistheid van een taxatie in het kader van de bepaling van de omvang van de planschade, kan van een bestuursorgaan worden verlangd dat het zijn besluit van een nadere motivering voorziet in het geval een aanzienlijk verschil tussen de woz-waarde en de taxatie in het kader van planschade bestaat. In dit geval bestond daar aanleiding voor, omdat de woz-waarde van de woning van aanvrager is verlaagd van € 350.000,00 naar € 297.000,00 en deskundigen tot een schade van € 3.000,00 komen. De deskundigen hebben er in hun advies op zichzelf terecht op gewezen dat uit de woz-beschikking blijkt dat de woz-waarde is gedaald omdat onvoldoende rekening is gehouden met de eenvoudige voorzieningen in de woning van aanvrager. De deskundigen hebben naar het oordeel van de Afdeling in hun advies echter onvermeld gelaten dat in de woz-beschikking ook staat vermeld dat de woning als gevolg van de “kamerverhuurvergunning” “aanzienlijk” in waarde is gedaald. Deze constatering is slecht in overeenstemming te brengen met een waardedaling van € 3.000,00 en omdat deskundigen hieraan voorbij zijn gegaan is hun advies gebrekkig.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank voorts terecht de waardevermindering in goede justitie kunnen vaststellen op € 10.000,00. Dat de rechtbank zich voor de waardebepaling onder het oude regime heeft gebaseerd op het advies van deskundigen maakt naar het oordeel van de Afdeling niet dat de uitspraak innerlijk tegenstrijdig is. Dat de rechtbank twijfelde aan de beoordeling van de omvang van de planschade brengt niet met zich dat zij niet kon uitgaan van de juistheid van de waardebepaling van de woning van aanvrager in het advies onder het oude regime.