17 april 2019
ABRS – Vrijstelling en ruimtelijke onderbouwing
In een advies heeft de SAOZ het bestemmingsplan (nieuwe planologische situatie) vergeleken met een vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de voormalige WRO. De vrijstelling voorziet onder meer in een nieuwe zuidelijke ontsluiting van het bedrijf over een nieuwe brug en weg nabij het perceel van appellant. Volgens de ruimtelijke onderbouwing van de vrijstelling zal de ontsluiting alleen worden gebruikt door personenauto’s en enkele bedrijfswagens van een glastuinbouwbedrijf. De zuidelijke ontsluiting is in het bestemmingsplan (nieuwe planologische situatie) gewijzigd van voorheen een ontsluiting voor enkele woningen en een glastuinbouwbedrijf naar een ontsluiting voor vrachtwagens van en naar een agrarisch opslag-, handels- en exportbedrijf. Daardoor heeft de ontsluiting een wezenlijk ander karakter gekregen en is de ligging van het perceel van appellant in dat opzicht aanzienlijk verslechterd. De SAOZ heeft het planologisch nadeel gewaardeerd op een bedrag van € 20.000,00.
Het college is in het besluit van dit SAOZ-advies afgeweken. Het college heeft aan dat besluit ten grondslag gelegd dat de brug en ontsluitingsweg langs het perceel van appellant al op grond van de vrijstelling door vrachtwagens gebruikt mochten worden. Dat in de ruimtelijke onderbouwing is vermeld dat die ontsluiting niet gebruikt zal worden door vrachtverkeer, betekent niet dat dergelijk gebruik niet was toegestaan. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat appellant daarom ten gevolge van het bestemmingsplan geen planschade lijdt en zijn aanvraag om een tegemoetkoming afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen.
In hoger beroep betoogt appellant dat de rechtbank ten onrechte tot dit oordeel is gekomen. Hij voert aan dat ingevolge het toentertijd geldende artikel 19a, eerste lid, van de WRO een vrijstelling een ruimtelijke onderbouwing bevat. De ruimtelijke onderbouwing was derhalve onderdeel van de vrijstelling. In de ruimtelijke onderbouwing was uitdrukkelijk vermeld dat de brug niet mocht worden gebruikt door vrachtverkeer. Volgens appellant is het standpunt van het college dat dit gebruik op grond van de vrijstelling was toegestaan onjuist.
De Afdeling stelt dat het college aan de vrijstelling de planologische voorwaarde heeft verbonden dat de zuidelijke ontsluiting over de brug alleen mocht worden gebruikt door personenauto’s en door bedrijfswagens van en naar het glastuinbouwbedrijf. Dat het college deze planologische voorwaarde heeft opgenomen in de ruimtelijke onderbouwing maakt dit in dit geval niet anders. Volgens het SAOZ-advies stelt het nieuwe bestemmingsplan anders dan de vrijstelling geen planologische beperkingen aan het gebruik van de brug. De SAOZ is in haar advies terecht tot de conclusie gekomen dat het bestemmingsplan voor appellant dus een nadelige planologische verandering is, waardoor hij planschade lijdt. Het college mocht het SAOZ-advies niet terzijde schuiven en in afwijking daarvan het verzoek van appellant om een tegemoetkoming in planschade afwijzen. De rechtbank heeft dit niet onderkend.