9 oktober 2019
ABRS – Voorzienbaarheid moment van aankoop
Appellant is eigenaar van een onroerende zaak en stelt directe planschade te hebben ondervonden. De aanvraag is afgewezen omdat het voorontwerp van het nieuwe bestemmingsplan vanaf 31 mei 2013 ter inzage is gelegd, de koopovereenkomst op 7 oktober 2013 is gesloten en ten tijde van de koop dus rekening diende te worden gehouden met de negatieve planologische ontwikkeling.
De eigenaar overlegt een verklaring van de verkoper waaruit blijkt dat mondeling reeds eerder overeenstemming was bereikt. De rechtbank volgt de appellant niet en in hoger beroep wordt nog een aanvullende verklaring van de verkoper ingebracht.
De Afdeling overweegt dat de verklaring en de nadere verklaring naar voren zijn gebracht nadat het de eigenaar duidelijk is geworden wat het belang is van een eerdere datum van totstandkoming van de overeenkomst. Daarnaast doet de verklaring bij de Afdeling twijfel rijzen omtrent de vraag of de gestelde koop wel definitief was op die datum, nu het kennelijk om een groot bedrag ging, uit die verklaring volgt dat de koper wel even wilde wachten, de financiering nog niet rond was en het een moeilijke tijd was om dit rond te krijgen. Ook met de nadere verklaring is de twijfel niet weggenomen. De eigenaar heeft namelijk niet inzichtelijk gemaakt hoe de verklaring zicht verhoudt tot de koopovereenkomst. Daarin is immers opgenomen dat partijen overeenstemming hebben bereikt op een latere datum. Dat een makelaar de koopovereenkomst heeft opgesteld, zoals wordt aangevoerd, doet er naar oordeel van de Afdeling niet aan af dat de koopakte is ondertekend door partijen. Daarmee hebben zij ingestemd met de inhoud en de datum waarop overeenstemming is bereikt. Niet is gebleken dat partijen uitdrukkelijk hiervan zijn afgeweken.
De Afdeling concludeert dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de koop vóór 30 mei 2013 reeds definitief was.