20 februari 2019
ABRS – Voorzienbaarheid
Appellant heeft verzocht om nadeelcompensatie voor waardevermindering van zijn woning in Eibergen ten gevolge van het Tracébesluit N18 Varsseveld-Enschede. De Afdeling stelt dat appellant rekening diende te houden op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling (uitspraak van 28 september 2016) met de mogelijkheid dat het voor hem meest ongunstige alternatief in de startnotitie zou worden gerealiseerd, namelijk de realisatie van een ongelijkvloerse kruising in de nabijheid van zijn perceel. Echter, ook de voorzienbaarheid van het meest ongunstige alternatief kent haar begrenzing.
Weliswaar diende appellant op grond van de startnotitie er rekening mee te houden dat een viaduct in de nabijheid van zijn woning kon worden gerealiseerd, maar hij hoefde onder de bijzondere omstandigheden van dit geval niet te voorzien dat de uitloop van het gerealiseerde viaduct zo dicht bij zijn perceel zou komen te liggen dat deze zou kruisen met de uitrit van zijn erf. Appellant heeft voor de aanleg van het viaduct zelfs een stuk grond moeten verkopen. Daarmee zijn de omstandigheden in deze zaak afwijkend van die in de uitspraak van de Afdeling van 18 mei 2016. Dit betekent dat, anders dan de realisatie van het N18-tracé op zichzelf, de uitloop van het viaduct in aansluiting op de Lintveldseweg bij zijn erf niet voorzienbaar was.