18 september 2019
ABRS – voorzienbaarheid
Het gaat hier om een afgewezen verzoek om nadeelcompensatie voor de meerkosten van de aanleg van drijvende steigers. Appellant heeft deze aangelegd omdat als gevolg van de inwerkingtreding van het rijksinpassingsplan Waterberging Volkerak-Zoommeer in 2013 het waterpeil in de jachthaven fors zou kunnen stijgen. Peildatum voor de voorzienbaarheid is 1 juni 2005.
Appellant heeft in 1979 gronden gekocht met het plan om in twee fases een jachthaven te realiseren. Ten tijde van de aankoop was het planologisch niet mogelijk om een jachthaven te realiseren. In 2015 is het tweede deel van de jachthaven gerealiseerd. In tegensteling tot de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat er geen sprake is van een investering in bestaand belang. Van belang is of ten tijde van de investeringsbeslissing voor een redelijk denkend en handelend koper aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische stuatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen. Omdat het bij de investering in 1979 planologisch niet mogelijk was om een jachthaven te exploiteren is er geen sprake van voornoemde ongunstige verandering van de planologische situatie. Eerst vanaf het moment van inwerkingtreding van een planologisch regime dat de exploitatie van de gronden als jachthaven mogelijk maakt, is de voorzienbaarheid van de voor deze exploitatie negatieve ontwikkeling van belang. De uitbreiding van de jachthaven en exploitatie van dit deel is planologisch mogelijk door het bestemmingsplan van 29 januari 2015. Eerst na de inwerkingreding van dat bestemmingsplan, en dus evenzeer na de peildatum voor de voorzienbaarheid (1 juni 2005) kan appellant worden geacht de voor risicoaanvaarding relevante investeringsbeslissing te hebben genomen. Appellant kon toen rekening houden met de nadelige gevolgen van het Rijksinpassingsplan en moet worden geacht deze toen te hebben aanvaard.