12 augustus 2020
ABRS / voorzienbaarheid
Appellant heeft een verzoek om nadeelcompensatie ingediend vanwege twee percelen die als gevolg van de verhoging van de grondwaterstand sinds de peilopzet van de Maas met 25 cm steeds verder onder water komen te staan waardoor de weilanden niet meer bruikbaar zijn voor de paardenfokkerij omdat merries en veulens niet voortdurend in het water kunnen lopen gezien het risico op blessures en hoefziekten.
Appellant kan dit oplossen door het ophogen van de percelen en verzoekt om een vergoeding van de kosten voor het ophogen van de percelen, het vervangen van de omheining en het opnieuw inzaaien van de percelen. Dit verzoek is afgewezen vanwege de voorzienbaarheid. Appellant heeft de paardenfokkerij in 2016 gekocht en het peilbesluit is reeds in het Tracébesluit Zandmaas/Maasroute uit 2002 opgenomen. De Afdeling oordeelt als volgt. De gestelde schade is veroorzaakt door de feitelijke peilopzet. De feitelijke peilopzet is een rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer, als bedoeld in artikel 7.14, eerste lid, van de Waterwet. De feitelijke peilopzet heeft plaatsgevonden na de inwerkingtreding van de Waterwet. Dat betekent dat, gelet op artikel 2.34, eerste lid, van de Invoeringswet Waterwet, artikel 7.14, eerste lid, van de Waterwet in dit geval van toepassing is. De minister heeft het verzoek om nadeelcompensatie ten onrechte niet tevens met toepassing van het beoordelingskader van artikel 7.14, eerste lid, van de Waterwet afgehandeld. Dat appellant op 15 juli 2015, ten tijde van de feitelijke peilopzet, nog geen eigenaar van de percelen was, is in dat kader niet relevant. Waar het om gaat, is of zij als gevolg van de feitelijke peilopzet schade heeft geleden of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel voor haar rekening behoort te blijven en die niet of niet voldoende anderszins is verzekerd. In deze tussenuitspraak geeft de Afdeling opdracht aan de minister om het besluit alsnog toereikend te motiveren dan wel te wijzigen. Daartoe dient het college een nader advies van een deskundige in te winnen.