8 juni 2022
ABRS – verminderde opbrengst gewassen door hevige regenval (ontbreken causaal verband)
Appellant exploiteert een melkveebedrijf in Goirle. Zij verbouwt op enkele van haar percelen gras en snijmaïs. Dit wordt als ruwvoer voor het rundvee gebruikt. Zware regenval in de periode 31 mei 2016-31 juni 2016 heeft tot wateroverlast geleid op percelen van appellant. Appellant stelt dat vanuit de Poppelsche Leij water is geïnundeerd op haar percelen, die hierdoor in extreme mate zijn vernat. De gestelde schade is de verminderde opbrengst van gras en snijmaïs van € 3.900,80. De schade is het gevolg van de projectplannen “inrichtingsplan De Vloeder Zuid (2003) de Herinrichting Beekdal Poppelsche Leij-Krombeenden” (15 maart 2013) en “Realisering van de gestuurde waterberging Vloerder-Zuid”.
Bij besluit van 3 juli 2017 wijst het bestuur van Waterschap de Dommel het verzoek tot nadeelcompensatie af en legt aan dit besluit een hydrologisch onderzoek ten grondslag. Uit het hydrologisch onderzoek wordt geconcludeerd dat door de extreme neerslag hoge afvoerpieken en hoge grondwaterstanden op de percelen ontstaan en gevolgen daarvan zouden hetzelfde zijn geweest in een situatie, waarin de projecten niet zouden zijn uitgevoerd. Bij besluit van 16 april 2019 wordt het bezwaar verworpen. De rechtbank overweegt dat het verzoek op goede gronden is afgewezen.
In hoger beroep is in geschil of er een causaal verband is tussen de gestelde schadeoorzaken en de gestelde schade.
Om het causaal verband vast te stellen moet een vergelijking worden gemaakt tussen de feitelijke situatie waarin appellant door de zware regenval is terechtgekomen en de hypothetische situatie waarin zij zou hebben verkeerd indien de projecten niet zouden zijn uitgevoerd. De bewijslast van het bestaan en de omvang van de schade rust op de aanvrager. De Afdeling concludeert dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de schade door de extreme regenval in mei en juni 2016 zonder uitvoering van de projecten zou zijn uitgebleven.