Gloudemans Uitspraak - algemeen
9 augustus 2023

ABRS – Verkeersgeluid en situeringswaarde

Appellant is sinds 1974 eigenaar van het perceel. Hij exploiteert een paardenpension en woont in de bedrijfswoning. Op grond van het oude bestemmingsplan rust op het zuidelijke deel van het bedrijfsperceel de bestemming “Agrarisch-Paardenhouderij” met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch-paardenpension’. Op het noordelijke gedeelte van het bedrijfsperceel rust de bestemming “Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden”. Op de gronden ten westen van het bedrijfsperceel rustte op grond van het oude bestemmingsplan de bestemming “Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden”. De gronden ten zuiden en zuidwesten van het bedrijfsperceel zijn bestemd als “Water” en de gronden aan de overzijde daarvan zijn bestemd als “Verkeer”. Als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan is ten westen van het bedrijfsperceel en nieuwe weg mogelijk gemaakt, hetgeen volgens appellant lijdt tot een waardedaling van zijn bedrijfsperceel.

Planvergelijking
Appellant betoogt dat de planvergelijking ondeugdelijk is. Er is ten onrechte geen onderzoek gedaan naar mogelijke toename van geluidhinder en verslechtering van de luchtkwaliteit op zijn bedrijfsperceel als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan. Er ontbreekt een reële prognose van het maximale gebruik van de verkeersbestemming. Volgens appellant heeft de deskundige ook ten onrechte aangenomen dat er geen sprake is van een verkeersaantrekkende werking. De weg zou juist zijn aangelegd om de verwachte toename van de verkeersintensiteit op te vangen. Tevens is het standpunt dat het verkeersgeluid van de nieuwe weg wegvalt in het verkeersgeluid van de bestaande weg ten onrechte niet met berekeningen onderbouwd. Tot slot is ten onrechte vermeld dat de planologische verandering er niet toe leidt dat zijn bedrijfsperceel minder bruikbaar wordt. De buitenbak kan niet meer worden gebruikt, omdat de paarden schrikken van het op korte afstand voorbijrijdende verkeer.

De Afdeling overweegt dat het college wel is uitgegaan van een reële prognose van het maximale gebruik van de weg. Hierbij is aangesloten bij het als bijlage bij de toelichting van het nieuwe bestemmingsplan opgenomen onderzoek. Tevens merkt de Afdeling op dat volgens het verkeersrapport in de nieuwe situatie de verkeersintensiteit op de reeds aanwezige weg ruim tien keer hoger is dan de verkeersintensiteit op de nieuwe weg en is terecht vermeld dat de oude weg planologisch dichterbij het bedrijfsperceel mag worden gesitueerd. Gezien deze omstandigheden acht de Afdeling aannemelijk dat de geluidhinder van de nieuwe weg wegvalt in de al bestaande geluidhinder van de reeds aanwezige weg. Deze conclusie hoeft niet cijfermatig te worden onderbouwd.

Voor wat betreft het gebruik van de buitenbak wordt opgemerkt dat deze nog steeds kan worden gebruikt voor paarden die in het pension verblijven. De deskundige geeft aan dat het verkeer over een rechte weg de buitenbak passeert en dat tussen de weg en het bedrijfsperceel een groenstrook en sloot zijn gelegen. Dit leidt tot voorspelbare verkeersbewegingen waaraan paarden zullen wennen. Daarbij is volgens de deskundige mede van belang dat paarden voor langere tijd verblijven in een paardenpension, zodat zij bekend raken met de omgevingsgeluiden.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft appellant geen concrete aanknopingspunten gegeven om op dit punt te twijfelen aan de juistheid of volledigheid van het deskundigenadvies.

Situeringswaarde
Appellant betoogt dat ten onrechte niet is onderkend dat de situeringswaarde van zijn bedrijfsperceel is verminderd. Voorheen lag zijn bedrijfsperceel in landelijk gebied, terwijl het perceel nu aan twee zijden aan drukke wegen grenst. Hij geeft aan in de toekomst mogelijk een aanvraag te willen indienen om met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in het oude bestemmingsplan gebruik te maken van de ruimte-voor-ruimte regeling als gevolg waarvan op het bedrijfsperceel twee burgerwoningen kunnen worden gerealiseerd. Volgens appellant is dat onder het nieuwe bestemmingsplan door de gewijzigde situering niet meer mogelijk.

De Afdeling overweegt dat niet gebruikte wijzigingsbevoegdheden bij de maximale invulling van het bestemmingsplan buiten beschouwing moeten worden gelaten. Deze wijzigingsbevoegdheid is dan ook terecht niet bij de planvergelijking betrokken.

Bekijk uitspraak

Gloudemans voor het land van morgen