26 augustus 2020
ABRS – Uit te werken bestemming
Aanvragers zijn eigenaar van woningen die in de nabijheid zijn gelegen van een planologische wijziging. Samengevat weergegeven hebben de volgende planologische wijzigingen plaatsgevonden: in 2000 is het eerste bestemmingsplan vastgesteld met een agrarische bestemming, in 2011 het tweede bestemmingsplan met een uit te werken woonbesteming en in het derde bestemmingsplan uit 2016 is woningbouw mogelijk gemaakt.
Het college had in navolging van haar adviseur het verzoek om planschade afgewezen omdat de vergelijking van de redelijke invulling van het tweede bestemmingsplan met het derde bestemmingsplan niet tot een nadelige situatie heeft geleid. Aanvragers zijn van oordeel dat een vergelijking diende te worden gemaakt tussen het eerste en het derde bestemmingsplan. De planologische wijziging van het eerste bestemmingsplan naar de uit te werken bestemming in het tweede bestemmingsplan geeft immers geen aanspraak op planschade op grond van artikel 6.1, zesde lid Wro.
De Afdeling volgt hierin aanvragers. Onder verwijzing naar eerdere rechtspraak overweegt de Afdeling dat de Wro zich in het niet verzet tegen het betrekken van de uit te werken bestemming, als onderdeel van het oude planologische regime, in de vergelijking met het nieuwe planologische regime. Dat wil echter niet zeggen dat een uit te werken bestemming, als onderdeel van het oude planologische regime, steeds in de vergelijking moet worden betrokken, ook indien dat, mede in het licht van de bedoelingen van de wetgever, tot een onredelijke uitkomst zou leiden. Het college heeft ten onrechte geen vergelijking gemaakt tussen de meest ongunstige invulling van de planologische mogelijkheden van het plangebied onder het derde en het eerste bestemmingsplan.