23 februari 2022
ABRS – Tijdelijk voordeel
Appellant is eigenaar van een perceel waarop een tuincentrum mogelijk was. Die mogelijkheid is wegbestemd. De rechtbank heeft geoordeeld dat sprake was van tijdelijk voordeel omdat op het moment van eigendomsverkrijging die mogelijkheid nog niet aanwezig was. Van een aanspraak op tegemoetkoming in de schade was derhalve geen sprake.
In hoger beroep stelt appellant dat haar situatie anders is dan eerdere rechtspraak. Anders dan de eerdere gevallen heeft appellant pogingen ondernomen om de bestemming te realiseren. De Afdeling overweegt dat bij de beoordeling van een aanspraak op een tegemoetkoming in planschade als uitgangspunt heeft te gelden dat een redelijk denkend en handelend koper de ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak geldende bestaande planologische mogelijkheden betrekt bij het overeenkomen van de koopprijs van de zaak. Een voor de eigenaar van de onroerende zaak gunstige aanpassing van het planologische regime die ongedaan wordt gemaakt nog voor de eigenaar van de zaak dit voordeel te gelde kan maken, levert geen aanspraak op een tegemoetkoming in planschade op. Als voor het komen te vervallen van tijdelijk voordeel een tegemoetkoming zou worden toegekend, zou de aanvrager een compensatie ontvangen voor voordeel dat hij ten tijde van de aankoop van de zaak niet had en daarom ook niet in de koopprijs heeft verdisconteerd.
Dat appellante gedurende vier jaar tevergeefs pogingen heeft ondernomen om het voordeel van het bestemmingsplan te gelde te maken maakt dit niet anders, aldus de Afdeling. Het mislukken van deze pogingen is geen gevolg van de bestemmingswijziging, maar van de strijdigheid van de aanvragen om een omgevingsvergunning met de redelijke eisen van welstand. De gevolgen hiervan komen daarom voor rekening van appellante.