6 juli 2022
ABRS – Taxatie en deskundigenkosten
Appellant heeft betoogd dat de adviseur van de gemeente ten onrechte met een geveltaxatie heeft volstaan. Volgens de richtlijnen van het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (hierna: NRVT) is interne inspectie van het te taxeren gebouw vereist. Verder kan bij een geveltaxatie niet worden vastgesteld of sprake is van andere aanvullende voorzieningen dan de noodzakelijke. Volgens artikel 9.1 onder c van de Praktijkhandleiding beoordeelt de register-taxateur bij een volledige taxatie zelf het vastgoedobject zowel intern als extern. Indien toegang tot het vastgoedobject niet mogelijk is of de register-taxateur op basis van zijn professionele inschatting een interne inspectie niet noodzakelijk acht, vermeldt hij dit in het taxatierapport.
De Afdeling geeft aan dat het feit dat in het taxatierapport, in strijd met artikel 9.1 onder c van de Praktijkhandleiding, niet is vermeld dat de taxateur op basis van zijn professionele inschatting een interne inspectie niet noodzakelijk acht niet wegneemt dat – daargelaten de betekenis van de Praktijkhandleiding in deze planschadezaak – in een later advies alsnog is toegelicht dat interne inspectie niet noodzakelijk was. Verder is appellant in deze planschadezaak niet benadeeld door het uitgangspunt van de taxateur dat het gebouw een goede onderhoudstoestand had en dat alle noodzakelijke voorzieningen aanwezig waren. Dat uitgangspunt leidt immers tot de hoogste waarde van het gebouw op de peildatum in de oude situatie. Ook heeft appellant niet aannemelijk gemaakt dat het gebouw van aanvullende voorzieningen was voorzien en dat die voorzieningen een waardeverhogend effect hadden.
Tevens concludeert de Afdeling dat het college in haar besluit ten onrechte geen oordeel heeft gegeven over het vergoeden van de kosten van het rapport dat is overlegd in reactie op het conceptadvies. Bepalend voor de redelijkheid van de omvang van deze kosten is of deze in verhouding tot de verrichtte werkzaamheden staan en redelijk zijn. Voor het rapport is een bedrag van € 1.250,00 exclusief btw, zijnde 10 uur tegen een uurtarief van € 125,00 exclusief btw, in rekening gebracht. De Afdeling acht de totale kosten van € 1.512,50, in relatie tot de omvang en de zwaarte van de zaak, niet onevenredig hoog.