31 oktober 2018
ABRS – Ruimtelijk relevant gevolg
Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de leegstand van het pand van appellant a en b (ingericht als supermarkt) niet als een ruimtelijk gevolg van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan Veldwijk Noord – Winkelcentrum kan worden aangemerkt.
Het bestemmingsplan maakt onder meer op een afstand van ongeveer 500 meter van het pand van appellant a en b detailhandel met een maximaal bruto vloeroppervlak van 3.000 m2 mogelijk. Weliswaar heeft de keuze van de raad om het nieuwe bestemmingsplan vast te stellen mogelijk tot gevolg gehad dat de concurrentie op het gebied van de verhuur van panden voor het gebruik als supermarkt is toegenomen, maar dit maakt nog niet dat de afgenomen verhuurbaarheid van het pand van appellant a en b als een ruimtelijk relevant gevolg van het vaststellingsbesluit moet worden gezien. Daarbij is van belang dat de leegstand van het pand van appellant a en b niet het gevolg is van de planologische maatregel op zichzelf, zoals bijvoorbeeld het geval is bij wegverleggingen of een andere ruimtelijke ontwikkeling waardoor de omgeving minder aantrekkelijk wordt voor het gebruik van het pand voor detailhandel, maar enkel voortvloeit uit de toegenomen concurrentie, hetgeen ruimtelijk gezien niet relevant is. Dat de raad beoogd heeft het nieuwe winkelcentrum te vullen met lokale ondernemers, maakt dat niet anders. Ook de omstandigheid dat de raad de behoefte aan een bepaalde nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals detailhandel op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, bij de vaststelling van een plan moet beoordelen, maakt niet dat de leegstand van het pand als een ruimtelijk gevolg van het besluit moet worden aangemerkt, reeds omdat, zoals ook voortvloeit uit het vierde lid van dat artikel, concurrentieverhoudingen daarbij geen rol spelen.