27 september 2023
ABRS – Representatieve omzet referentieperiode
Verzoeker exploiteert een banketbakkerij en stelt schade te hebben geleden als gevolg van (weg)werkzaamheden in het kader van de herontwikkeling van het centrum van Almelo. Ter vaststelling van de vraag of sprake is van schade, is door Thorbecke op basis van een referentieperiode een normomzet vastgesteld. Ter discussie staat die referentieperiode. De onderneming laat in de periode 2013 tot en met 2015 een dalende omzet zien. Voor de referentieperiode is daarom aangesloten bij de omzet in 2015. Beoordeeld is of in de jaren 2016 en 2017 schade is ondervonden.
Verzoeker kan zich niet verenigen met de referentieperiode. De dalende omzet in de jaren 2013 tot en met 2015 is het gevolg van werkzaamheden voor de herontwikkeling van het centrum en werkzaamheden aan het complex waar de onderneming is gevestigd.
De Afdeling overweegt onder verwijzing naar eerdere rechtspraak dat het gebruikelijk is om voor de referentieperiode aan te sluiten bij een periode van drie jaar voorafgaand aan de schadeperiode. Van dit uitgangspunt kan en moet soms worden afgeweken. Daarvoor kan aanleiding zijn indien de omzetontwikkeling over deze drie jaren een bestendig dalende of stijgende ontwikkeling laat zien.
In het advies van Thorbecke is vermeld dat de structureel dalende ontwikkeling van de omzetten (mede) is veroorzaakt door andere omstandigheden dan de in deze procedure relevante schadeoorzaken. Thorbecke acht het zeer aannemelijk dat de werkzaamheden aan het complex waarin verzoeker is gevestigd van invloed waren op de omzet in 2015. Omdat deze schadeoorzaak geen zuiver publiekrechtelijke oorzaak is, dient deze daarom buiten beschouwing te blijven volgens Thorbecke voor de vraag of 2015 een in voldoende mate representatief referentiejaar is.
De Afdeling is van oordeel dat Thorbecke daarmee niet onderkent dat het gaat om de vraag of de omzet van het bedrijf van verzoeker in 2015 representatief is voor de omzet in 2016 en 2017. Daarbij is niet van belang of deze werkzaamheden in 2015 privaatrechtelijk en/of publiekrechtelijk van aard zijn. Evenmin is van belang dat, zoals Thorbecke stelt, er geen recht is op nadeelcompensatie voor schade als gevolg van de niet-publiekrechtelijke werkzaamheden.
Verzoeker betoogt dat ook in 2014 en 2015 er allerlei werkzaamheden hebben plaatsgevonden op diverse locaties in en om het centrum van Almelo. Het college stelt daar tegenover dat de schadeveroorzakende werkzaamheden het gevolg zijn van de besluiten van de raad van de gemeente Almelo van 17 februari 2015 en 5 januari 2016. Deze besluiten mogen buiten beschouwing blijven bij de keuze voor een referentieperiode. De aanspraak op nadeelcompensatie voor deze besluiten is verjaard.
De Afdeling overweegt dat voor de beantwoording van de vraag of een referentieperiode in voldoende mate representatief is, het ook irrelevant is of een aanspraak op compensatie van nadeel als gevolg van de besluiten van 17 februari 2015 en 5 januari 2016 is verjaard.