6 maart 2019
ABRS – Regeling Tegemoetkoming Omwonenden Sanering Olasfa (de RTSO 2016)
Het college heeft aan appellante een tegemoetkoming op grond van de Regeling Tegemoetkoming Omwonenden Sanering Olasfa (hierna: de RTSO 2016) toegekend. De RTSO 2016 is een zogenoemde nadeelcompensatieregeling, bedoeld om degene die schade lijdt door de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van de sanering van het Olasfaterrein door de overheid, in aanmerking te brengen voor een tegemoetkoming, voor zover de geleden schade het normaal maatschappelijk risico te boven gaat.
De Afdeling stelt dat de rechtbank terecht geen grond heeft gezien de RTSO 2016 onredelijk te achten. Hierbij is onder andere gelet op het volgende:
De rechtbank heeft terecht het uitgangspunt, dat het verminderd woongenot zoveel mogelijk wordt geobjectiveerd, niet onredelijk geacht. Anders dan appellante heeft aangevoerd, hoefde het college in de RTSO 2016 niet het geestelijk en sociaal welbevinden van de omwonenden, de beleving van omwonenden van hun woonomgeving en de houding van de provincie jegens haar inwoners als afzonderlijke schadefactoren in de RTSO 2016 op te nemen, nu deze factoren subjectieve elementen bevatten. Daarnaast zijn deze voor een deel verdisconteerd in de overlastcategorieën zicht-, geur-, trilling-, en geluidhinder. De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat het college met de RTSO 2016 in voldoende mate rekening heeft gehouden met de overlast die omwonenden hebben ervaren. Door het vaststellen van de twee zones per overlastcategorie, aan de hand van het door Tauw B.V. verrichte onderzoek, heeft het college de verschillen tussen de woningen in het gebied wat betreft hun ligging ten opzichte van de saneringslocatie tot uitdrukking gebracht. Verder is het college bij de gehanteerde huurwaardevergelijking voor alle omwonenden uitgegaan van de hoogste woz-waarde van alle betrokken woningen, hetgeen in het voordeel is van de omwonenden. Tot slot heeft het college voor de huurwaardeberekening aangesloten bij de in de planschade veelvuldig gehanteerde systematiek.
De Afdeling stelt daarnaast onder andere dat de rechtbank terecht geen aanleiding heeft gezien voor het oordeel dat het college de waardevermindering van de woning van appellante diende te vergoeden. Het college heeft zich terecht, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 20 september 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY8507, op het standpunt gesteld dat voor mogelijke vergoeding in aanmerking komende waardevermindering van een woning alleen kan voortvloeien uit een oorzaak met een duurzaam karakter. Tijdelijke waardevermindering van een woning, zoals hier, hoeft in beginsel niet vergoed te worden. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan het college in het geval van appellante wel de tijdelijke waardevermindering had moeten vergoeden. In de lange duur van de sanering hoefde het college daar geen aanleiding toe te zien. Daarnaast heeft het college ter zitting toegelicht dat het einde van de sanering in zicht is en dat het college het voornemen heeft om voor de overlast vanaf het jaar 2016 tot het einde van de sanering, naar verwachting in het jaar 2019, ook een regeling vast te stellen.