21 september 2022
ABRS – Privacy
Appellant is eigenaar van een woning en heeft het college verzocht om een tegemoetkoming in de planschade, omdat zijn woning door de inwerkingtreding van een nieuw bestemmingsplan in waarde is gedaald. Het nieuwe bestemmingsplan maakt op de gronden tegenover zijn woning een bedrijventerrein mogelijk.
De deskundige heeft in het onderhavige geval geoordeeld dat de planologische wijziging weliswaar tot een planologisch nadeel heeft geleid, maar dat de schade als gevolg daarvan niet hoger is dan het normaal maatschappelijk risico. Als gevolg hiervan behoort de geleden schade in zijn geheel voor rekening van appellant te blijven. Appellant heeft een tegenrapport overlegd, waaruit blijkt dat volgens de ingeschakelde taxateur een tegemoetkoming van € 29.800,00 moet worden toegekend.
Het college heeft de deskundige verzocht om een nader advies uit te brengen. In het advies is opnieuw een planologische vergelijking gemaakt. Volgens het advies leidt het nieuwe planologische regime tot een planologisch nadeliger situatie voor appellant. De schade is vervolgens begroot op een bedrag van € 15.000,00, waarvan een bedrag van € 5.000,00 op grond van het normaal maatschappelijk risico voor rekening van appellant dient te worden gelaten.
In een aanvullend (later) advies heeft de deskundige het advies op het punt van privacy aangevuld dat het nieuwe plan leidt tot enige verslechtering van de privacy door de komst van bedrijfsgebouwen recht tegenover de woning van appellant. De verslechtering kan echter grotendeels worden weggestreept, omdat de bedrijfsgebouwen op een grotere afstand van de woning mogelijk zijn gemaakt dan de woningen die in de oude situatie bepalend waren voor de privacy-situatie. Ook acht de deskundige het van belang dat personen in een bedrijfsgebouw in mindere mate aanwezig zijn dan personen in een woning. Om die reden leidt de verslechtering van de privacy niet tot een grotere waardevermindering zoals eerder is geadviseerd, omdat de aantasting van de privacy daarin al is verdisconteerd.
De Afdeling is van oordeel dat met het aanvullende advies (nog steeds) onvoldoende is gemotiveerd dat geen sprake is van een noemenswaardige verslechtering van de privacy. Weliswaar is de afstand tussen de woning van appellant en de toegestane bebouwing vergroot van 30 naar 35 meter, maar dit afstandsverschil is verwaarloosbaar. Ook omdat in de nieuwe situatie zowel recht als schuin tegenover zijn woning bebouwing is toegestaan, terwijl in de oude situatie sprake was van drie woningen schuin tegenover de woning van appellant. De stelling dat de impact beperkter is dan voorheen omdat de aanwezigheidsduur van personen beperkter is, volgt de Afdeling niet. Weliswaar kan worden gesteld dat de aanwezigheid van personen bij een bedrijfsgebouw over het algemeen beperkt is tot kantoortijden, maar dat doet er niet aan af dat in de nieuwe situatie gedurende de hele dag medewerkers vanuit de hoogte zicht hebben op de woning van appellant.
In het onderhavige geval heeft de Afdeling aanleiding gezien om zelf in de zaak te voorzien. In het advies van de deskundige is de schade begroot op een bedrag van € 15.000,00, gebaseerd op een verslechtering van het uitzicht, de verstening van de omgeving, de wijziging van de omgevingskarakteristiek en de geringe toename van milieuhinder. Zoals de Afdeling heeft overwogen, is de aantasting van de privacy hierbij onderschat. De Afdeling stelt de schade vast op een bedrag van € 21.000,00, waarvan € 16.000,00 voor vergoeding in aanmerking komt.