27 september 2023
ABRS – Planvergelijking, planschaderisicoanalyse en NMR
Belanghebbende is sinds 25 juni 1979 eigenaar van de woning en heeft een aanvraag om tegemoetkoming in planschade ingediend. Het mogelijk maken van de realisatie van een gezondheidscentrum en maatschappelijke voorzieningen leidt volgens belanghebbende tot een waardevermindering van de woning.
Op 19 juni 2019 heeft eiser met de gemeente een overeenkomst gesloten, waarbij zij zich heeft verbonden ook eventuele planschade voor haar rekening te nemen.
Planvergelijking
Eiser betoogt dat onvoldoende rekening is gehouden met een door haar verstrekt rapport, waarin de conclusie is getrokken dat de planologische vergelijking van de door de gemeente ingeschakelde adviseur onzorgvuldig is uitgevoerd. In het bijzonder valt niet in te zien dat de gemeente zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat het plangebied geen inbreidingslocatie is. Volgens eiser is sprake van een inbreidingslocatie.
De Afdeling overweegt dat het feit dat er een verschil van inzicht bestaat over de ernst van de vermindering van de situeringswaarde van de woning, niet betekent dat de door eiser ingeschakelde adviseur aannemelijk heeft gemaakt dat het verrichte onderzoek van de door de gemeente ingeschakelde adviseur onzorgvuldig of onjuist is geweest, nog dat het college zich redelijkerwijs niet op dat advies heeft kunnen baseren. Daarbij merkt de Afdeling tevens op dat de vraag of het plangebied een inbreidingslocatie is, niet van belang is voor de planologische vergelijking, omdat deze kwalificatie van het plangebied geen invloed heeft op de mate van de vermindering van de situeringswaarde van de woning.
Planschaderisicoanalyse
Eiser betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat in de planschaderisicoanalyse van een ander bouwplan met minder woningen is uitgegaan, zodat deze planschaderisicoanalyse niet met zich brengt dat de gemeente de schadetaxatie van de door de gemeente ingeschakelde adviseur niet aan het besluit ten grondslag heeft mogen leggen. De planschaderisicoanalyse had een rol moeten spelen bij de besluitvorming.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, is een planschaderisicoanalyse in zijn algemeenheid van meer globale aard dan de beoordeling van een aanvraag om tegemoetkoming in planschade, welke wordt opgesteld voorafgaand aan het schadeveroorzakende besluit. Om die reden is nog niet bekend welke schade daadwerkelijk voor tegemoetkoming in aanmerking komt en geen uitvoerige taxatie plaatsvindt. Aan de planschaderisicoanalyse komt niet de betekenis toe die eiser daaraan wenst te hechten. Niet aannemelijk is gemaakt dat de planschaderisicoanalyse niet slechts een indicatief karakter heeft. Om die reden kan het verschil met de taxatie van de door de gemeente ingeschakelde deskundige niet tot de conclusie leiden dat de gemeente deze taxatie niet aan de besluitvorming ten grondslag had mogen leggen.
Normaal maatschappelijk risico
Eiser betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de gemeente ten onrechte niet een drempel van 5 procent van de waarde van de woning heeft toegepast. Het realiseren van een zorgcentrum op een inbreidingslocatie is een normale maatschappelijke ontwikkeling die geheel in de lijn der verwachtingen lag.
De Afdeling overweegt dat eiser niet heeft bestreden dat de bebouwing in het plangebied in de huidige vorm van onder meer wonen op de verdiepingen afwijkt van de bestaande bebouwing. Daarvan uitgaande bestaat geen grond voor het oordeel dat de ontwikkeling op de specifieke locatie naar haar aard en omvang geheel paste binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving. De ontwikkeling past slechts gedeeltelijk. Vastgesteld is dat niet in geschil is dat de ontwikkeling paste binnen het gedurende een reeks van jaren gevoerde ruimtelijke beleid. Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 3 november 2021 volgt hieruit dat de omvang van het normale maatschappelijke risico in beginsel gelijk is aan 4 procent.
Verder is geen sprake van een zeer ingrijpende planologische ontwikkeling die voor belanghebbende tot een uitzonderlijke hoge schade heeft geleid in verhouding tot de waarde van de woning.
De gemeente heeft naar overweging van de Afdeling dan ook onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd dat de omvang van het normale maatschappelijke risico in dit geval gelijk is aan 3 procent.