19 januari 2022
ABRS – Passieve risicoaanvaarding – termijn drie dagen
Het college had passieve risicoaanvaarding tegengeworpen op basis van een overeenkomst van 14 april 2014. In die overeenkomst staat opgenomen “voor zover het nu een bedrijfsbestemming betreft wijzigt in een woonbestemming en meeneemt bij de herziening van het bestemmingsplan”. Op grond van deze vermelding moest appellant rekening houden met de kans dat de bedrijfsbestemming zou worden gewijzigd in een woonbestemming.
Vanaf 17 april 2014 gold echter voorbereidingsbescherming op basis van het ter inzage gelegde ontwerpbestemmingsplan. Naar oordeel van de Afdeling was de termijn van drie dagen te kort om in redelijkheid te verlangen dat zij concrete pogingen zou ondernemen om alsnog de bouw- en gebruiksmogelijkheden te realiseren. Dat, naar het college heeft gesteld, [appellant] geen concrete plannen had om op perceel 933 een veevoederbedrijf te realiseren, wat daarvan ook zij, maakt niet dat zij rekening moest houden met de kans dat de bestemming voor dat perceel zou veranderen.