31 oktober 2018
ABRS – Passieve risicoaanvaarding
Appellant voert aan dat de gemeente, gezien de met hem gesloten overeenkomst, de planologische wijziging voor perceel 945 niet mocht vaststellen en hem in deze planschadeprocedure geen voorzienbaarheid en passieve risicoaanvaarding kan tegenwerpen.
In voornoemde overeenkomst is onder andere het volgende beding opgenomen:
“7. a. de koper is verplicht het overgedragene te bebouwen met maximaal twee woningen, welke onderkelderd mogen worden;
b. de koper verbindt zich de bouw van de op het overgedragene te stichten woning(en) te voltooien of te doen voltooien voor een door partijen nader te bepalen tijdstip;”
De Afdeling stelt dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de planologische verandering voor appellant voorzienbaar werd door de terinzagelegging van het voorontwerp van het nieuwe bestemmingsplan. Appellant heeft na die datum geen actie ondernomen om de bouwmogelijkheden op perceel 945 alsnog te realiseren, terwijl dat wel van hem kon worden verlangd. Anders dan appellant betoogt, maakt de overeenkomst niet dat het college hem niet kan tegenwerpen dat hij geen actie heeft ondernomen. De overeenkomst bevat immers geen verplichting of beperking voor de gemeente, maar een bouwplicht voor appellant. Hierom lag het temeer voor hand dat appellant over het voorontwerp contact zou opnemen met de gemeente, aangezien het nieuwe bestemmingsplan de bouw van woningen op perceel 945 niet meer toestaat.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellant het planologisch nadeel van het vervallen van de woningbouwmogelijkheden op perceel 945 passief heeft aanvaard en dat daarom het planologisch nadeel voor zijn rekening moet blijven.