24 juli 2019
ABRS – Passieve riscoaanvaarding, aanhouding, huurovereenkomst
In deze zaak staat ter discussie of appellanten passieve risicoaanvaarding kon worden tegengeworpen. De gronden waar de bouwmogelijkheden werden beperkt waren vervuild zodat voor die gronden een aanhoudingsplicht gold totdat een goedgekeurd saneringsplan was opgesteld door het bevoegd gezag.
Naar oordeel van de Afdeling staat een dergelijke aanhoudingsverplichting niet in de weg aan het doen van concrete pogingen om de bouwmogelijkheden te benutten. De aanhoudingsverplichting had niet tot gevolg dat er een grote kans bestond dat de bouwaanvraag niet meer inhoudelijk zou worden beoordeeld en uiteindelijk zou worden geweigerd.
Voorts voeren appellanten aan dat de bestaande loods werd verhuurd zodat er geen concrete pogingen konden worden gedaan tot verwezenlijking van de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Daartoe wordt onder meer verwezen naar rechtspraak waarbij de verhuurder van een bedrijfsruimte geen passieve risicoaanvaarding kon worden tegengeworpen. De Afdeling geeft aan dat de rechtspraak waar naar is verwezen geen gelijke omstandigheden betreffen. Onder meer omdat voor appellanten al meer dan 10 maanden vóór het einde van de benuttingsperiode duidelijk was dat de huurovereenkomst op korte termijn zou worden beëindigd.