9 oktober 2019
ABRS – Overgangsrecht indirecte planschade
Planologisch gezien is de bouwhoogte in de nabijheid van de woning van appellant toegenomen. Het geschil tussen partijen ziet op de vraag of bij de planvergelijking mocht worden uitgegaan van de feitelijk bestaande bouwhoogte van het gebouw van 16,2 meter (zoals toegestaan onder het overgangsrecht) of van de met dat plan toegestane bouwhoogte van 12 meter.
De rechtbank heeft geoordeeld dat sprake is van zodanige bijzondere feiten en omstandigheden dat afgeweken moet worden van het uitgangspunt dat geen rekening mag worden gehouden met het overgangsrecht. Het college had daarnaast nog onder verwijzing naar de toelichting gesteld dat de maximale bouwhoogte een kennelijke verschrijving was. De rechtbank zag geen aanleiding om het college hierin te volgen omdat de plankaart duidelijk is en de plankaart geen juridisch bindende betekenis toekomt.
Onder verwijzing naar eerdere rechtspraak overweegt de Afdeling dat het overgangsrecht niet bij de planvergelijking dient te worden betrokken. Dit is slechts anders indien het overgangsrecht zodanig verstrekkende werking heeft, dat dit dezelfde mogelijkheid biedt als het als zodanig bestemmen van de situatie. Dit is in het voorliggende geval niet aan de orde. Daarnaast mocht de plantoelichting niet worden betrokken omdat dit geen bindend onderdeel van het bestemmingsplan betreft. Het overgangsrecht diende dan ook niet bij de planvergelijking te worden betrokken.