18 juli 2018
ABRS – Overgangsrecht en NMR
Appellant heeft een aanvraag om tegemoetkoming in de planschade ingediend als gevolg van de planologische wijziging waarin zijn agrarische percelen een natuurbestemming hebben verkregen. Op het perceel is een stal aanwezig die onder het overgangsrecht valt. De Afdeling oordeelt dat de mogelijkheden ingevolge de overgangsbepalingen bij een bestemmingsplan buiten beschouwing dienen te worden gelaten bij een planologische vergelijking en een waardebepaling van het object. Dit geldt ook in de oude planologische situatie.
Het normaal maatschappelijk risico is bepaald op een korting van 50%. Voor de motivering van de hoogte van deze korting is slechts verwezen naar de conclusie dat de planologische ontwikkeling in de lijn van de verwachtingen lag. De Afdeling concludeert dat de korting van 50% neer komt op het hanteren van een drempel van iets meer dan 17% van de waarde van het perceel op de peildatum voor de planologische wijziging. Een dergelijke drempel is volgens de Afdeling zeer hoog voor een geval van directe planschade, mede gelet op de omstandigheid dat de wetgever voor directe planschade geen forfaitaire drempel heeft gesteld. De Afdeling draagt het college op het gebrek in het besluit te herstellen. Daarbij merkt de Afdeling op dat van belang is dat de te verrichten heroverweging van de omvang van het normaal maatschappelijk risico dient te leiden tot een aanmerkelijke verlaging van het gedeelte van de directe planschade dat voor rekening van aanvrager dient te blijven.