17 juli 2019
ABRS – normaal maatschappelijk risico
De minister heeft een verzoek om nadeelcompensatie vanwege de beperking van het aantal zegendagen en het verbod op vissen met de zegen in de havenkommen afgewezen omdat het nadeel als gevolg van de reductiemaatregelen behoort tot het normaal maatschappelijk risico van vissers. Naar oordeel van de Afdeling ligt het in de lijn der verwachting dat in een situatie waarin visbestanden een sterke achteruitgang laten zien en er slechts beperkte visserij mogelijk is, maatregelen worden genomen om verdere neergang te voorkomen. De maatregelen zijn mede genomen in het belang van de schubvisserij, om in de toekomst duurzame visserij op het IJsselmeer mogelijk te maken. Dat de in 2014 ingezette maatregelen in het seizoen 2015-2016 ook zouden gelden en zouden worden aangescherpt bij het achterwege blijven van herstel en zelfs verdere daling van de schubvisbestanden, ligt eveneens in de lijn der verwachting.
Uit de aard van de schadeoorzaak, de weigering van ontheffing, volgt dat het gaat om verboden activiteiten. Dat, gelet op de zojuist genoemde omstandigheden, geen ontheffing wordt verleend van de beperkende maatregelen, is voor elke visser voorzienbaar. De daardoor geleden schade behoort in beginsel tot het normaal maatschappelijk risico.
Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de door hem geleden schade als gevolg van de weigering ontheffing te verlenen zo groot is dat deze buiten het normaal ondernemersrisico valt. De Afdeling oordeelt dat hij door enkel aan te geven dat zijn bedrijfsvoering met 95% is gereduceerd onvoldoende heeft aannemlijk gemaakt dat zijn schade niet tot het normaal maatschappelijk ondernemersrisico behoort. Mede omdat er geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om zegendagen van andere vissers te kopen of te huren en dat de omzet van de schubvisstand aanzienlijk is gestegen en het feit dat de meeste vissers door de sterke neergang van het schubvisbestand en de beperkende maatregelen hun activiteiten zijn gaan verleggen.