20 mei 2020
ABRS – Hoogspanningsverbinding en woz-waarde
Appellant is eigenaar van een woning op korte afstand van een hoogspanningsverbinding. De planologische wijziging heeft tot gevolg dat de zwaarte van de hoogspanningsverbinding zal toenemen van een gecombineerde 380/150 kV-lijn naar een 380/380 kV-lijn. De vraag staat centraal of appellant als gevolg van deze wijziging in een planologisch nadelige situatie is komen te verkeren.
Vastgesteld wordt dat een 380/380 kV-hoogspanningslijn nog nergens is gerealiseerd zodat geen vaste kengetallen voorhanden zijn omtrent de magneetveldzone. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college mogen aansluiten bij hetgeen hierover bekend is bij een in ontwikkeling zijnde hoogspanningslijn in Groningen. Op grond van die resultaten blijkt dat de woning van appellant niet per definitie dieper in een magneetveldzone is komen te liggen. Daarnaast is door Tennet bevestigd dat in geval een dergelijke leiding zou worden aangelegd de bestaande masten moeten worden vervangen en zonder wijziging van de planologische situatie, de magneetveldzone niet verder zou komen te reiken. Op grond van deze omstandigheden is de Afdeling van oordeel dat geen sprake is van een planologisch nadeel.
Appellant had voorts gewezen op de verlaging van de woz-waarde, volgend op het jaar waarin de combinatiehoogspanningsverbinding feitelijk is gerealiseerd. De Afdeling conculdeert dat aangezien er geen sprake is van een planologisch nadeel het er voor moet worden gehouden dat de daling van de woz-waarde geen planologisch gevolg is.