7 maart 2018
ABRS – Gelijkheidsbeginsel en NMR
De deskundige oordeelde dat een normaal maatschappelijk risico van drie procent redelijk is. Omstandigheden die de deskundige daarbij heeft betrokken betreffen het gegeven dat het plangebied door bestaande woningbouw omsloten is, dat het plangebied een inbreidingslocatie betreft en dat nieuwbouw op een inbreidingslocatie als een normaal maatschappelijke ontwikkeling kan worden aangemerkt.
Voorts was de locatie al langer in beeld voor woningbouw, sluit de ontwikkeling aan bij de bestaande stedenbouwkundige structuur en past het binnen het door de gemeente gevoerde ruimtelijke beleid. Appellant stelt dat het normaal maatschappelijk risico te hoog is vastgesteld. In een andere zaak, die betrekking heeft op schade als gevolg van hetzelfde bestemmingsplan, is het normaal maatschappelijk risico vastgesteld op het wettelijk forfait. De Afdeling overweegt dat de beoordeelde omstandigheden niet leiden tot toepassing van een hogere drempel dan in de andere zaak. Het college heeft geen rechtvaardiging gegeven voor het gemaakte onderscheid en het daaruit voortvloeiende verschil in benadering. De Afdeling oordeelt dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld en stelt het normaal maatschappelijk risico vast ter hoogte van het wettelijk forfait.