29 september 2021
ABRS – Flexibiliteitsbepaling omgevingsvergunning
Appellant is eigenaar van een agrarisch bouwblok. Als gevolg van een nieuw planologisch regime zijn beperkingen opgelegd. Uitbreiding is alleen mogelijk als voldoende grond aanwezig is voor een veebezetting van twee grootvee-eenheden per ha. Van deze regels kan worden afgeweken door gebruikmaking van een afwijkingsbevoegdheid. De rechtbank had overwogen dat de schade pas kan worden vastgesteld nadat is vast komen te staan dat het college gebruikmaking van een dergelijke afwijkingsbevoegdheid heeft geweigerd.
Dit volgt uit artikel 6.1, zesde lid van de Wet ruimtelijke ordening. Appellant is van oordeel dat van hem niet kan worden verlangd dat hij eerst een omgevingsvergunning daarvoor indient (met de daarbij behorende kosten) aangezien reeds duidelijk is dat de aanvraag dient te worden geweigerd.
De Afdeling overweegt dat het college van degene die om een tegemoetkoming in planschade verzoekt, kan verlangen dat deze zijn schade beperkt door een aanvraag voor een omgevingsvergunning in te dienen. Het college kan het aanvragen van een dergelijke vergunning niet vergen als dit onredelijk belastend is. Een bedrag van € 4.000,00 is naar oordeel van de Afdeling niet zo hoog dat moet worden geoordeeld dat van appellant niet kan worden gevergd dit op te brengen. Daarbij moet ook worden bedacht dat appellant de kosten van de aanvraag vergoed kan krijgen als de door hem geleden planschade is vastgesteld.