Gloudemans Uitspraak - algemeen
6 februari 2019

ABRS – directe schade vervallen milieucategorie, NMR, proceskosten

Appellante heeft aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd dat de onder het uitbreidingsplan bestaande mogelijkheid voor bedrijfsmatig gebruik in milieucategorie 4 of 5, bij de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is komen te vervallen en dat dit tot een vermindering van de waarde van de onroerende zaak heeft geleid.

bekijk uitspraak

 

Planvergelijking

 

Dat de binnen de geluidzone beschikbare geluidruimte ten tijde van de peildatum volledig was benut, laat volgens de Afdeling onverlet dat, gelet op de verplichting van overheidswege om het zonebeheer te actualiseren en het in dat verband lopende traject, vestiging van een bedrijf in milieucategorie 4 of 5 destijds niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid was uitgesloten. Deze conclusie wordt, in retrospectief bezien, ook bevestigd door de ontwikkelingen na de peildatum. De – tijdelijke – belemmering voor het verlenen van een milieuvergunning voor vestiging van een bedrijf in milieucategorie 4 of 5 is in de planvergelijking terecht buiten beschouwing gelaten.
Voorts stelt de Afdeling dat de in de VNG-brochure gestelde afstandseisen geen onderdeel zijn van het oude planologische regime van het uitbreidingsplan. Die eisen kunnen op zichzelf niet tot de conclusie leiden dat vestiging van een bedrijf in milieucategorie 4 of 5, gelet op de afstand van het terrein tot de nabijgelegen woningen, niet was toegestaan.

 

NMR

 

Volgens de StAB kan de ouderdom van het uitbreidingsplan van betekenis zijn voor de vraag of de ontwikkeling in de lijn der verwachtingen lag. Als algemeen uitgangspunt geldt dat verwacht kan worden dat een bestemmingsplan dat ouder is dan tien jaar vervangen wordt. Omdat het uitbreidingsplan uit 1960 dateert, had al vanaf 1970 mogen worden verwacht dat een nieuw bestemmingsplan vastgesteld zou gaan worden, waarbij geldt dat geen blijvende rechten kunnen worden ontleend aan onbenutte mogelijkheden. Bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan geldt als uitgangspunt dat de bestaande (legale) situatie positief wordt bestemd. Het is thans, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, gangbaar dat bij het bestemmen van bedrijventerreinen een zonering wordt toegepast. Zonering bestaat uit het toekennen van bepaalde milieucategorieën aan de bedrijfsbestemming. Dicht bij woningen en andere gevoelige bestemmingen worden uitsluitend bedrijfsactiviteiten in lage milieucategorieën toegestaan. Op een grotere afstand worden bedrijfsactiviteiten in hogere milieucategorieën toegestaan. Het lag in de lijn der verwachtingen dat in dit geval bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan zonering zou worden toegepast. Zonering wordt als een normaal maatschappelijke ontwikkeling gezien.
Gezien de ligging van het terrein ten opzichte van de nabijgelegen woningen, lag het voorts in de lijn der verwachtingen dat bij het wijzigen van een bestemmingsplan de bedrijfsbestemming aangepast zou worden op een zodanige wijze, dat hinder bij de nabijgelegen woningen zo veel mogelijk beperkt zou worden. Een deel van het terrein ligt op een afstand van minder dan 200 m tot de dichtstbijzijnde woningen. Gelet hierop was te verwachten dat bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan rekening zou worden gehouden met de afstand tot de nabijgelegen woningen en dat de milieucategorie hierop zou worden aangepast. Dat milieucategorie 5 zou worden uitgesloten, lag daarbij in de lijn der verwachtingen, maar dat geldt niet voor milieucategorie 4.

De rechtbank heeft overwogen dat het, gelet op de ouderdom van het uitbreidingsplan, in de lijn der verwachtingen lag dat een nieuw bestemmingsplan zou worden vastgesteld en dat zij de StAB kan volgen dat de ontwikkeling gedeeltelijk in de lijn der verwachtingen lag.

De Afdeling stelt dat in het betoog in hoger beroep geen grond is te vinden voor het oordeel dat de rechtbank dat ten onrechte heeft overwogen. Anders dan appellante meent, berust de conclusie van de StAB niet op de bij Koninklijk Besluit van 17 mei 1991 vastgestelde geluidzonering, maar op de afstandzonering door middel van het toekennen van bepaalde milieucategorieën aan bedrijfsbestemmingen. Appellante bestrijdt niet dat afstandzonering een normaal maatschappelijke ontwikkeling is en dat, gelet op de afstand van het terrein tot nabijgelegen woningen, het in dit geval in de lijn der verwachtingen lag dat bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan zonering zou worden toegepast.

 

Proceskosten

 

Appellante betoogt dat de rechtbank haar verzoek om het college te veroordelen in de door haar gemaakte kosten van een deskundige ter hoogte van € 39.560,00 ten onrechte heeft afgewezen. Zij verwijst in dit verband naar een overzicht van de werkzaamheden van de gemachtigde, in totaal 160,75 uur tegen een tarief van € 230,00 per uur.

De Afdeling stelt dat de rechtbank terecht geen aanleiding heeft gezien voor vergoeding van de gestelde kosten van € 39.560,00. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 21 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2502), is het fungeren als gemachtigde en deskundige in dezelfde zaak onverenigbaar met elkaar, omdat een deskundige in tegenstelling tot een gemachtigde geacht wordt onpartijdig te adviseren, zodat de kosten van een gemachtigde voor zover deze het optreden als deskundige betreffen niet voor vergoeding in aanmerking komen.

Gloudemans voor het land van morgen