20 juli 2022
ABRS – Directe planschade en overgangsrecht
Appellant heeft een recht van erfpacht van het appartementsrecht van een bedrijfsruimte op de tweede etage van een pand in Amsterdam. Appellant heeft een aanvraag ingediend om een tegemoetkoming in de planschade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van een bestemmingsplanwijziging. Als gevolg van de wijziging is het niet meer toegestaan om de bedrijfsruimte voor horeca te gebruiken. Appellant betoogt onder andere dat ten onrechte geen rekening is gehouden met het overgangsrecht.
De Afdeling heeft nogmaals bevestigd dat het overgangsrecht in de planvergelijking een speciale plaats inneemt. Het overgangsrecht strekt tot bescherming van een op grond van het oude planologische regime bestaande situatie die afwijkt van de nieuwe bestemmingsregels voor de desbetreffende gronden. Dat die situatie niet past binnen die nieuwe bestemmingsregels, betekent dat is beoogd om aan die situatie een einde te maken binnen de planperiode, zoals de Afdeling onder meer bij de uitspraak van 12 februari 1997 (AB, 1997, 232) heeft overwogen. De bescherming van een overgangsregeling reikt minder ver dan de mogelijkheden die een positieve bestemming geeft. In die uitspraak heeft de Afdeling voorts overwogen dat de overgangsbepalingen bij een bestemmingsplan van een andere orde zijn dan de bestemmingsvoorschriften en dat het niet is toegestaan om een vergelijking te maken tussen de mogelijkheden ingevolge de overgangsbepalingen van het oude planologische regime en de mogelijkheden ingevolge de bestemmingsvoorschriften van het nieuwe planologische regime. De mogelijkheden ingevolge de overgangsbepalingen van het oude regime worden niet betrokken bij het antwoord op de vraag of het nieuwe regime een planologische verslechtering voor de aanvrager betekent. Hetzelfde geldt, in beginsel, voor de schadetaxatie, omdat deze plaatsvindt op basis van de planvergelijking. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:856.