26 augustus 2020
ABRS / contra expertise
Appellant is eigenaar van een pand te Borne. Het pand is in gebruik als winkel op de begane grond en woning op de verdieping. Appellant is drijver van een kledingzaak in het winkelgedeelte. Bij besluit heeft het college een gedeelte van de Grotestraat ter hoogte van het pand gewijzigd in een voetgangerszone, waarbij fietsen en laden en lossen is toegestaan, en een algemene gehandicaptenparkeerplaats opgeheven.
Appellant verzoekt om nadeelcompensatie omdat het verkeersbesluit tot inkomensderving en waardevermindering van het pand heeft geleid. Er wordt een contra-expertise ingediend waarover de afdeling oordeelt dat in dit rapport geen grond is te vinden voor het oordeel dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen oorzakelijk verband is tussen de gestelde inkomensderving (verminderde omzet) en de inwerkingtreding van het verkeersbesluit en de bij dat besluit behorende feitelijke publiekrechtelijke handelingen. Dat tussen de twee deskundigen een verschil van inzicht bestaat over de afweging van het voordeel van de verandering (ligging van het pand in een autoluw winkelgebied) tegen het nadeel ervan (verminderde parkeermogelijkheden), betekent niet dat appellant aannemelijk heeft gemaakt dat het advies van Thorbecke op dit onderdeel onzorgvuldig of onvolledig is, dan wel dat Thorbecke de betekenis van dat nadeel heeft onderschat. De rechtbank heeft niet ten onrechte overwogen dat de omzet van de winkel onder invloed van de economische omstandigheden fluctueert en dat het voor nadeelcompensatie vereiste rechtstreeks gevolg van rechtmatig overheid optreden niet aannemelijk is geworden.