4 december 2019
ABRS / Concrete poging
De Afdeling stelt vast dat vanaf 2 juni 2010 voorzienbaar was dat de bouwmogelijkheden voor een verkooppunt voor brandstoffen zou komen te vervallen. De eigenaar betoogt dat van hem niet kon worden verwacht om een bouwplan in te dienen omdat een provinciale uitwegvergunning benodigd was.
De Afdeling stelt vast dat de uitwegvergunning niet in de weg stond aan het verlenen van een vergunning voor het bouwplan. Betoogd is voorts dat het geen zin had om een aanvraag in te dienen omdat de gemeente en provincie het niet eens waren over de verlaging van de snelheid. De Afdeling overweegt dat voor zover dit het geval zou zijn, van de eigenaar redelijkerwijs kon worden verwacht dat hij acties zou ondernemen teneinde het proces te versnellen. Voor zover uit het dossier al blijkt van communicatie met de gemeente gedurende deze periode, zag die op een nieuw te bouwen casino. Voor het oordeel dat de benuttingsperiode onvoldoende was bestaat naar oordeel van de Afdeling daarom geen grond, te minder nu de eigenaar reeds eerder een bouwaanvraag had ingediend waardoor er al veel voorwerk was verricht. Met het indienen van een nieuwe aanvraag zouden dan ook geen substantiële kosten zijn gemoeid.