29 mei 2019
ABRS – causaal verband
Exploitant van een fiets- en bromfietswinkel heeft een verzoek om nadeelcompensatie ingediend vanwege het tracebesluit N61 Hoek-Schoondijke, als gevolg waarvan het doorgaande verkeer wordt rondgeleid via de nieuwe rondweg en niet meer langs appellant komt. Dit zou hebben geleid tot permanente schade in de vorm van jaarlijkse inkomensderving die is gekapitaliseerd met factor 10 (€ 129.860,00). De primaire schadecommissie heeft geoordeeld dat het causaal verband ontbreekt omdat de winkel zich primair richt op verkoop van scooters en (brom)fietsen, wat niet afhankelijk is van toevallige passanten over een doorgaande weg. De in bezwaar ingestelde adviescommissie acht het aannemelijk dat de in de oude situatie bestaande gemakkelijke vindbaarheid van appellant, in het bijzonder voor toeristen, is verminderd door de nieuwe rondweg.
De commissie heeft vastgesteld dat de omzetten van de winkel in 2014 en 2015, derhalve na openstelling van de rondweg in oktober 2013, een daling vertonen. De commissie heeft zich op grond van verstrekte gegevens op het standpunt gesteld dat de omzetten vanaf 2011 een bestendig dalende lijn vertoonden. Op zichzelf biedt dit gegeven voldoende grondslag om uit te gaan van een referentieperiode van één jaar, zoals de minister heeft gedaan. De minister heeft de keuze voor 2013 als referentiejaar gemotiveerd door erop te wijzen dat de invloed van de werkzaamheden aan de rondweg in de laatste drie maanden van 2013 niet dusdanig is dat dit jaar niet als volledig referentiejaar mag worden geteld. Daarbij betrekt de adviescommissie dat appellant stelt dat met name toeristen de weg naar de winkel niet meer wisten te vinden en dat er in deze periode van het jaar weinig toeristen zijn.
Anders dan appellant betoogt is er geen grond voor het oordeel dat de minister voor het bepalen van de normomzet – de omzet die behaald zou zijn als de schadeoorzaak wordt weggedacht – ten onrechte een correctie heeft toegepast op de in 2013 behaalde omzet. De minister mocht op basis van de omzetgegevens uitgegaan van een autonome, dalende afname van de behaalde jaarlijkse omzet vanaf 2011. Daarbij is de minister er kennelijk vanuit gegaan dat die trend zich niet voortzet, dan wel afvlakt, nu de jaarlijks dalende tendens één keer is verdisconteerd in de normomzet. Dat in het advies normomzet ten onrechte wordt aangeduid als referentieomzet, laat onverlet dat de minister terecht rekening heeft gehouden met de jaarlijks dalende tendens van de omzet.
Appellant betoogt dat in de ontwikkeling van de omzetten geen autonome trend waarneembaar is, omdat de landelijke omzetontwikkeling van de rijwielhandel eveneens een dalende lijn vertoont in de periode 2011-2013. De Afdeling is van oordeel dat dit betoog niet slaagt. In zijn brief vergelijkt de door appellant ingeschakelde deskundige het verloop van de omzetten uit fietsverkoop voor de totale markt in Nederland met de ontwikkeling van de werkelijke omzet van appellante. Daarbij wordt geen rekening gehouden met de omstandigheid dat de omzet van appellant niet alleen ziet op omzet uit fietsverkoop, maar ook uit andere bedrijfsonderdelen. De fietsverkoop bedraagt ongeveer 35 tot 40% van de omzet. Bij vergelijking met de landelijke cijfers met de fietsverkoopcijfers van appellant is, naar de Afdeling heeft vastgesteld, duidelijk dat de verkoop van fietsen bij appellant in de jaren voor de aanleg van de rondweg veel scherper daalt dan de daling die de landelijke omzet laat zien. Onder deze omstandigheden is het redelijk dat de minister is uitgegaan van de veronderstelling dat deze dalende tendens zich in 2014 en 2015 zou voortzetten, de schadeveroorzakende ontwikkeling weggedacht. Anders dan betoogd, is er geen grond voor het oordeel dat algemene brancheontwikkelingen zouden hebben bijgedragen tot een hogere omzetontwikkeling in 2014, 2015 en 2016 en dat de minister bij het bepalen van de normomzet daarmee ten onrechte geen rekening heeft gehouden.
De minister heeft uit het herstel van de omzetontwikkeling in 2015 en 2016 afgeleid dat het aanleggen van de rondweg geen permanente schade heeft veroorzaakt. Daarbij heeft de minister betrokken dat de omzet in 2016 (€ 121.134,00) vergelijkbaar is met de normomzet over 2013 (€ 125.000,00).