8 april 2020
ABRS – Aanvaardbare marge
Door de adviseur van het college wordt de waarde vóór gewaardeerd op € 315.000,00 en de waarde ná op € 287.500,00, aldus een waardedaling van € 27.500,00. Appellante is de derdebelanghebbende die de planschade moet betalen en kan zich niet verenigen met de getaxeerde waardedaling. Daartoe schakelt appellante een deskundige in die de waardedaling waardeert op € 15.000,00, over de waarde vóór bestaat tussen partijen geen discussie.
Met het oog op de verschillende inzichten over de hoogte van de waardevermindering van het perceel heeft de Afdeling de STAB gevraagd een deskundigenverslag uit te brengen. De STAB taxeert de waarde ná op € 290.000,00, aldus een waardedaling van € 25.000,00. Het verschil tussen deze taxaties valt naar het oordeel van de Afdeling binnen de in beginsel aanvaardbare marges. Dit betekent dat de SAOZ en de STAB aan het planologisch nadeel dat is geleden min of meer eenzelfde gewicht toekennen. De door appellante ingebrachte taxatie geeft derhalve niet langer twijfel over de jusitheid van het rapport en de taxatie waarvan de SAOZ is uitgegaan. Gebleken is dat aan het rapport van de SAOZ, gelet op de bevindingen en de taxatie van de STAB, geen gebreken kleven.