4 november 2020
ABRS – Aanduiding schadeoorzaak aan aanvrager
Appellant had verzocht om tegemoetkoming in de schade als gevolg van het vervallen van de ligplaats van salonboten van appellant. Door het college is dit verzoek opgevat als een aanvraag om planschade op grond van artikel 6.1 Wro. Door de deskundige van het college is geadviseerd de aanvraag af te wijzen omdat de activiteiten onder het oude planologische regime reeds onder het overgangsrecht vielen. Het college heeft dit advies overgenomen.
De rechtbank oordeelde dat het college het verzoek te beperkt had opgevat en daardoor een onzorgvuldig voorbereid en onvolledig besluit had genomen. Het college had naar aanleiding van dat verzoek onderzoek moeten doen naar de juridische grondslag van de vordering tot schadevergoeding. Het college heeft dit echter nagelaten en het verzoek, zonder nader onderzoek, omgezet in een verzoek om (uitsluitend) vergoeding van planschade.
Het college heeft tegen het vonnis van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij de Afdeling. De Afdeling overweegt dat appellant tevens schade heeft verzocht als gevolg van onrechtmatig handelen. Alleen de burgerlijke rechter kan hierover oordelen.
Voorts is tevens verzocht om schade als gevolg van de planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier. De Afdeling overweegt voor zover dit de gestelde oorzaak van de schade betreft, dat de minister van Infrastructuur en Waterstaat bevoegd was. In de bestuurlijke fase heeft appellant zich niet op het standpunt gesteld dat de schade het gevolg is van een andere oorzaak dan het pkb of het bestemmingsplan. Het college heeft derhalve het verzoek om nadeelcompensatie niet te beperkt opgevat, aldus de Afdeling.
Omtrent de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag om planschade overweegt de Afdeling dat er geen sprake is van een planologisch nadelige situatie. Onder het oude planologische regime waren boten of schepen van dagrecreanten toegestaan terwijl de salonschepen van appellant boten of schepen met dagrecreanten betreffen. Zowel onder het oude als nieuwe bestemmingsplan valt het gebruik derhalve onder het overgangsrecht.
Tot slot heeft appellant bij de Afdeling verzocht om het college conform artikel 8:88 Awb te veroordelen tot vergoeding van de schade door feitelijk onrechtmatig handelen als gevolg van de vaststelling van het bestemmingsplan dat door de Afdeling is vernietigd. De Afdeling overweegt dat de raad geen partij is in onderhavige kwestie. De Afdeling zal het verzoek doorzenden aan de raad.