23 oktober 2019
ABRS / voorzienbaarheid
Deze zaak betreft de afwijzing van het verzoek om tegemoetkoming in planschade vanwege de vrijstelling voor de aanleg van een geluidsscherm. Het verzoek is afgewezen omdat er volgens het advies van de SAOZ ten tijde van de investeringsbeslissing sprake is van voorzienbaarheid op basis van het bestemmingsplan “Landelijk gebied”.
De gronden waarvoor de vrijstelling is verleend waren ingevolge het bestemmingsplan bestemd voor de basisbestemming “Verkeersdoeleinden” en de dubbelbestemming “Aandachtszone wegen”. Ingevolge de bestemming “Verkeersdoeleinden” waren op deze gronden geluidsschermen met een hoogte van maximaal 5 m¹ toegestaan. Ingevolge de dubbelbestemming “Aandachtszone wegen” mochten de geluidsschermen na verlening van een binnenplanse vrijstelling ter plaatse worden gerealiseerd. De Afdeling is van oordeel dat het wegaanpassingsbesluit dat vermeldt dat blijkens de gebruikte doelmatigheidscriteria het plaatsen van geluidsschermen ter plaatse niet doelmatig is, niet uitsluit dat Rijkswaterstaat in een later stadium alsnog kan besluiten tot plaatsing van geluidsschermen of in het kader van een vrijstellingsprocedure instemmend kan adviseren over de plaatsing van geluidsschermen. Dat sportterreinen niet worden beschouwd als een geluidsgevoelige functie betekent niet dat er geen sprake is van voorzienbaarheid. Het bestemmingsplan maakte immers de plaatsing van geluidsschermen ter hoogte van de sportterreinen mogelijk en appellant moest er derhalve rekening mee houden. Dat het geluidsscherm is geplaatst op een talud van 4 m¹ en daarmee een bovenkant bereikt van 7 à 8 m¹ maakt niet dat er geen sprake is van voorzienbaarheid. Ten aanzien van de peilbepaling heeft het bestemmingsplan een leemte omdat de rijksweg waarlangs het scherm is geplaatst geen hoofdtoegang heeft. De afdeling oordeelt dat de aanname dat de hoogte van de rijksweg als peil moet gelden, gezien de omstandigheden van het geval, een redelijke uitleg van het begrip ‘peil’ in de peilbepaling van de planregels is. Daarmee is de vrijstelling niet verleend voor een bouwplan dat niet paste binnen de maximale mogelijkheden van het bestemmingsplan.