29 maart 2023
ABRS – Onpartijdigheid – geluid
Appellant is eigenaar van een vrijstaande woning en heeft een verzoek om tegemoetkoming in de planschade ingediend. Het nieuwe bestemmingsplan maakt de realisatie van een windpark mogelijk op een kortste afstand van circa 480 meter van de woning.
De door de gemeente ingeschakelde adviseur heeft geconcludeerd dat de waardedaling niet uitstijgt boven het normaal maatschappelijk risico, waardoor de schade van appellant niet voor vergoeding in aanmerking komt.
Onpartijdigheid
Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat geen grond bestaat voor het oordeel dat de schijn is gewekt dat de door de gemeente ingeschakelde adviseur partijdig is. In eerdere planschadezaken was eveneens sprake van voornamelijk afwijzingen, de adviezen zijn volgens een vast stramien opgesteld en voor de adviezen is een relatief gering bedrag in rekening gebracht.
De Afdeling overweegt dat het feit dat de ingeschakelde adviseur de vaste adviseur betreft niet de conclusie rechtvaardigt dat daardoor de schijn van partijdigheid is gewekt. Verder is het niet ongebruikelijk om volgens een vast stramien te rapporteren en financiële afspraken te maken. Volgens de Afdeling is er geen aanleiding voor het oordeel dat door de adviseur de schijn van partijdigheid is gewekt.
Geluid
Appellant betoogt dat ten onrechte is overwogen dat het college het nader advies van de ingeschakelde adviseur op het punt van geluidsoverlast aan het besluit ten grondslag mocht leggen. Hij voert aan dat bij deze geluidsmetingen met gemiddelden is gerekend, maar de overlast juist tijdens een storm heel erg is. In de nacht is de hinderlijke geluidsoverlast van windturbines hoog. In het onderzoek is geen rekening gehouden met de hoge en lage frequente tonale geluiden die de windturbines voortbrengen. De argumentatie dat het geluid wegvalt tegen het omgevingsgeluid gaat niet op. Uit een rapport van het RIVM volgt dat het geluid van windturbines hinderlijker is dan bijvoorbeeld geluid van vliegverkeer rondom Schiphol.
Naar oordeel van de Afdeling is in het onderzoek op inzichtelijke wijze uiteengezet dat de geluidsbelasting op de woning met maximaal 1 dB(A) is toegenomen. In de rechtspraak van de Afdeling is geaccepteerd dat bij geluidsoverlast in relatie tot planschade wordt uitgegaan van gemiddelden.
Uit het geluidsrapport valt niet af te leiden dat onderzoek is gedaan naar het mogelijke specifieke karakter en de mate van hinderlijkheid van windturbines. Dat appellant heeft verwezen naar wetenschappelijk onderzoek dat na de peildatum heeft plaatsgevonden, is geen reden om de resultaten van dat onderzoek niet in de beoordeling van de door het college gemaakte planvergelijking te betrekken. Het is een onderbouwing van de stelling dat het nieuwe bestemmingsplan op dit punt tot een verslechtering heeft geleid. Zonder nadere motivering valt niet in te zien dat de eventuele bijzondere aard van de geluidhinder niet tot waardevermindering kan leiden.