18 maart 2020
ABRS – Overgangsrecht bij directe schade en woz-waarde
Appellant is eigenaar van agrarische gronden die een natuurbestemming krijgen. Bij de besluitvorming is door het college de mogelijkheid betrokken om onder het overgangsrecht het agrarische gebruik te continueren. Onder verwijzing naar eerdere rechtspraak overweegt de Afdeling dat als hoofdregel geldt dat de mogelijkheden op grond van de overgangsbepalingen bij een bestemmingsplan buiten beschouwing gelaten dienen te worden.
Het voorgaande geldt ongeacht of verzocht wordt om een tegemoetkoming in indirecte of directe planschade. De omstandigheid dat de bestaande activiteiten van een aanvrager worden beschermd op grond van het overgangsrecht van het bestemmingsplan, maakt niet dat de overgangsbepalingen in dat geval gelijk moeten worden geacht aan de planregels over de toegekende bestemmingen. Beoogd is immers om het agrarische gebruik binnen afzienbare tijd te beëindigen.
Door de SAOZ is de waarde van de gronden ná de planologische wijziging vastgesteld op € 3,00 per vierkante meter. De woz-waarde is vastgesteld op € 2,00 per vierkante meter. Door de gemeente is erop gewezen dat bij een planologische vergelijking veelal niet de maximale planologische mogelijkheden als uitgangspunt worden gehanteerd. Appellant heeft een mail van de gemeente overgelegd waarin is uiteengezet dat gelet op het feit dat de gebruiksmogelijkheden van gronden met een natuurbestemming meer behelzen dan die van bospercelen, waarvoor een waarde van € 1,50 per vierkante meter wordt gehanteerd, de waarde wordt vastgesteld op een bedrag van € 2,00 per vierkante meter. Hieruit volgt dat, anders dan het college stelt, de waarde van de gronden in het kader van de woz is vastgesteld aan de hand van de planologische situatie en niet de feitelijke situatie. Ook de omstandigheid dat de overgelegde woz-waarde van enige tijd na de peildatum is, is op zichzelf onvoldoende om het verschil is waarde te verklaren. Het college heeft dan ook het besluit onvoldoende gemotiveerd.