29 januari 2020
ABRS – Compensatie in natura en archeologische waarden
De eigenaar van gronden met een bedrijfsbestemming had de mogelijkheid om twee bedrijfswoningen per bedrijf te bouwen. In het nieuwe bestemmingsplan komt deze mogelijkheid te vervallen.
Dit planologische nadeel wordt in natura gecompenseerd door de eigenaar, dan wel haar rechtsopvolger onder algemene of bijzondere titel, de mogelijkheid te bieden binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van het besluit een aanvraag om omgevingsvergunning in te dienen voor de bouw van twee bedrijfswoningen per bedrijf. Voor het herstel van de bouwmogelijkheid zullen geen leges of andere kosten in rekening worden gebracht. Wanneer deze compensatie in natura om redenen buiten de macht van eigenaar of haar rechtsopvolger niet mogelijk is, zal het college alsnog overgaan tot vergoeding in geld, vermeerderd met de wettelijke rente over het schadebedrag vanaf de dag van ontvangst van de aanvraag om planschadevergoeding. De omvang van de schade wordt dan vastgesteld na inschakeling van een onafhankelijke deskundige.
De eigenaar is van oordeel dat op deze wijze niet kan worden voorzien in compensatie in natura. Naar oordeel van de eigenaar is de compensatie in natura in strijd met de rechtszekerheid en verwijst daartoe naar een eerdere uitspraak waarin de Afdeling had overwogen dat het bestuursorgaan binnen een bepaalde termijn een nieuw bestemmingsplan moest vaststellen. De Afdeling overweegt dat indien het initiatief bij het bestuursorgaan is, een fatale termijn dient te worden opgenomen voor het bestuursorgaan. In dit geval is echter voor een andere oplossing gekozen, waarbij het aan de eigenaar is om eerst een omgevingsvergunning aan te vragen en vervolgens, indien die vergunning wordt verleend, daarvan gebruik te maken. De door de eigenaar bedoelde onzekerheid is, gelet op de jurisprudentie van de Afdeling, in dit geval voldoende ondervangen.
Eigenaar stelt voorts schade te ondervinden als gevolg van een dubbelbestemming voor archeologische waarden. De rechtbank was van oordeel dat deze schade was weggenomen doordat bij een vastgestelde herziening geen afwijking meer benodigd was om bouwwerken te realiseren. De kosten voor het opstellen van een rapport, kwamen voor rekening van de eigenaar, aldus de rechtbank. Volgens de Afdeling is dit echter een planologisch nadeel. Daarnaast is niet duidelijk of er, naast de rapportplicht, nog andere beperkende archeologische voorwaarden bestaan die tot een waardevermindering kunnen leiden.
Tot slot acht de Afdeling de onderbouwing van de taxatie onvoldoende onderbouwd. Op grond van de gebruiksdoeleinden was bedrijvigheid in de categorieën 3.1 en 3.2 toegestaan en is dit gewijzigd naar categorie 2. Volgens de taxateur is de markt voor categorie 2 veel groter zodat een marktconforme prijs kan worden gegenereerd. Naar oordeel van de Afdeling sluit dit niet uit dat de gebruiksmogelijkheid voor bedrijvigheid in categorie 3.1 en 3.2 een meerwaarde had.