29 september 2021
ABRS – Boswet en overgangsrecht
Appellant is eigenaar van verschillende gronden die een planologische wijziging hebben ondergaan van agrarisch naar groen. Geconstateerd is dat de agrarische gronden reeds onder het oude planologische regime waren voorzien van een houtopstand. Door de deskundige is geoordeeld dat een redelijk denkend en handelend koper de gronden niet voor agrarisch gebruik zou aankopen, gelet op de beperkingen van de Boswet. De Afdeling volgt deze overweging. Appellant heeft daarnaast zijn stelling dat niet-agrarische kopers een prijs zouden voldoen voor gronden met een agrarische bestemming niet gemotiveerd.
Op een ander perceel stonden hoogstamfruitbomen. Door de deskundige waren deze gronden onder het nieuwe regime gewaardeerd, rekening houdende met het gebruik dat toegestaan is onder het overgangsrecht. De Afdeling overweegt dat als hoofdregel geldt dat het overgangsrecht van het nieuwe bestemmingsplan niet bij de planvergelijking en de taxatie van de waarde van een onroerende zaak mag worden betrokken. Alleen de aard en omvang van het overgangsrecht zelf kunnen aanleiding zijn voor een uitzondering op deze hoofdregel. Een dergelijke uitzondering doet zich in deze zaak niet voor.