12 mei 2021
ABRS – Woonboot en verkrijgende verjaring
De eigenaar van een woonboot stelt schade te hebben ondervonden als gevolg van een planologische verandering in de omgeving. De aanvraag om tegemoetkoming in de planschade is afgewezen omdat geen sprake is van een onroerende zaak.
De Afdeling overweegt dat de woonschepen verplaatsbaar zijn na afkoppeling van de verbindingen. Dat die afkoppeling slechts met de nodige moeite mogelijk is, een week in beslag zou nemen en dat het de bedoeling is om langdurig een ligplaats in te nemen, leidt niet tot het oordeel dat de woonschepen onroerende zaken zijn. Beslissend is dat de woonschepen niet duurzaam met de bodem of oever zijn verenigd. Voorts merkt de Afdeling op dat uit de overgelegde stukken niet af valt te leiden dat hij ozb heeft betaald, daargelaten of dat relevant is voor artikel 6.1 Wro.
Ten aanzien van de tuin en opstallen stelt appellant dat hij door verkrijgende verjaring eigenaar is geworden. Dit wordt door de gemeente betwist. Het geven van een oordeel over de vraag of appellant door verjaring eigenaar is geworden van de tuin en opstallen is voorbehouden aan de civiele rechter, aldus de Afdeling. Het college mocht, zolang geen oordeel van die rechter voorlag, afgaan op wat in de openbare registers van het kadaster over de eigendom is vermeld.