21 april 2021
ABRS – gelijkheidsbeginsel en deskundigenkosten
Aan appellanten is een tegemoetkoming in planschade toegekend. Appellanten hebben ten aanzien van het normaal maatschappelijk risico een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Zij verwijzen hierbij naar een andere, volgens hen vergelijkbare zaak, waarbij het college een lager normaal maatschappelijk risico heeft gehanteerd. Verder heeft het college volgens appellanten ten onrechte de kosten van de gemachtigde niet vergoed.
Hierbij verwijzen zij naar artikel 6.5, aanhef onder a van de Wro, waarin is bepaald dat een vergoeding van de kosten niet is uitgesloten. Het college stelt dat de gemachtigde, gelet op de uitspraak van de ABRS van 8 juli 2015 (ECLI:NL:RVS2015:2148), niet als deskundige kan worden aangemerkt.
De Afdeling oordeelt dat het college met betrekking tot het normaal maatschappelijk risico niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. Daarbij is van belang dat er in de andere zaak sprake was van een andere planvergelijking. Tevens is er in de andere zaak sprake van de bouw van een aantal woningen dat dubbel zo groot is als het aantal woningen op grond van het in het onderhavige geval schadeveroorzakende bestemmingsplan. Ook was er sprake van een aanzienlijk tijdsverloop tussen het schadeveroorzakende bestemmingsplan en het daaraan voorafgaande bestemmingsplan. Als gevolg hiervan kan de andere zaak niet worden aangemerkt als een vergelijkbaar geval.
Ten aanzien van de deskundigenkosten oordeelt de Afdeling dat het feit dat de gemachtigde niet tevens als deskundige kan fungeren niet wegneemt dat het college op grond van artikel 6.5, aanhef en onder a van de Wro is gehouden een vergoeding toe te kennen voor de door appellanten in de aanvraagfase redelijkerwijs gemaakte kosten van rechtsbijstand door de gemachtigde. Het college heeft in de besluiten onvoldoende gemotiveerd dat geen aanleiding bestaat voor vergoeding van die kosten.