3 februari 2021
ABRS – Vrijstelling eerste fase, salamitactiek
Appellant is eigenaar van een woning nabij gronden die voorheen een natuurbestemming hadden. In 2004 was een vrijstelling eerste fase verleend voor de realisatie van twaalf bouwkavels. In 2014 is op basis van die vrijstelling een omgevingsvergunning activiteit bouwen verleend voor de bouw van één woning. Appellant is van oordeel dat de wettelijke systematiek en het overgangsrecht voor hem tot een onredelijke uitkomst hebben geleid.
De Afdeling zet in de uitspraak de wettelijke systematiek en overgangsrecht uiteen. Zoals op basis van het nieuwe en oude recht geldt dat alleen aanspraak op een tegemoetkoming in de planschade bestaat indien de vergunning voor de eerste én tweede fase zijn verleend.
Tot slot geeft appellant aan dat door de toegepaste systematiek steeds één woning kan worden vergund waardoor door toepassing van de zogenoemde salamitactiek steeds voor één woning de beperkte effecten worden beoordeeld inclusief de tegenwerping van het normaal maatschappelijk risico. De Afdeling verwijst naar eerdere rechtspraak op basis waarvan planologische maatregelen die nauwe verwevenheid met elkaar vertonen, moeten worden geacht één maatregel te betreffen. Deze jurisprudentie biedt volgens de Afdeling onder omstandigheden bescherming bij een poging van de initiatiefnemer van het bouwproject om door middel van een zogenoemde salamitactiek onder een planschadeclaim uit te komen.