27 augustus 2019
Deskundigenkosten
Verzoekers worden in een planschade- of nadeelcompensatieprocedure in de praktijk vaak bijgestaan door juristen, maar ook door andere deskundigen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een hydroloog of een accountant. In deze blog probeer ik een overzicht te geven ten aanzien van het verzoek tot vergoeding van de deskundigenkosten.
Op basis van artikel 6.5 onder a Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) kan in het geval van een planschadeverzoek een verzoek om vergoeding van deskundigenkosten worden ingediend. Bij nadeelcompensatie kan bijvoorbeeld op grond van artikel 10 van de beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Waterstaat 2019 een verzoek om vergoeding van deskundigenbijstand worden ingediend.
In artikel 4:129 aanhef en onder a Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is bepaald dat het bestuursorgaan ingeval van toewijzing van de aanvraag om nadeelcompensatie de redelijke kosten ter zake van deskundige bijstand vergoedt. Dit sluit zoals hieronder valt te zien aan bij de huidige praktijk van nadeelcompensatie en planschade.
Op dit moment is er een wetsvoorstel voorgelegd, dat strekt tot wijziging van de Awb en enkele andere wetten. Dit wetsvoorstel staat in het teken van twee belangrijke stelselwijzigingen: de bundeling en uniformering van het omgevingsrecht door middel van de nieuwe Omgevingswet (wet van 23 maart 2016, Stb. 2016, 156) en de codificatie en harmonisatie van het nadeelcompensatierecht via de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (wet van 31 januari 2013, Stb. 2013, 50, hierna: Wns). De stelselwijzigingen in het omgevingsrecht en het nadeelcompensatierecht hangen deels met elkaar samen: hoofdstuk 15 van de Omgevingswet zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet bevat een specifiek op het omgevingsrecht toegesneden nadeelcompensatieregeling die enkele aanvullende regels bevat ten opzichte van de algemene regeling over nadeelcompensatie van titel 4.5 Awb. Op het moment dat artikel 4.5 Awb in werking treedt komen de bepalingen in de nadeelcompensatieverordeningen te vervallen.
Overzichtsuitspraak
Allereerst een kort overzicht van de jurisprudentie met betrekking tot artikel 6.5 onder a Wro zoals onder meer genoemd in de overzichtsuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582.
Geen vergoeding indien geen tegemoetkoming is toegekend
19 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:529
Redelijkerwijs gemaakte kosten worden, op verzoek, vergoed bij tegemoetkoming in planschade
12 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:450
18 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2162
Geen vergoeding van kosten verband houdende met indiening aanvraag
24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4690
Tarieven Besluit proceskosten bestuursrecht zijn niet van toepassing op bepaling omvang voor vergoeding in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 6.5 onder a Wro
12 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:450
Dubbele redelijkheidstoets bij kosten vanaf (concept)advies
12 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:450
Maatstaf redelijkheid inroepen deskundige
Mocht de aanvrager, gezien de feiten en omstandigheden zoals die bestonden ten tijde van de inroeping, ervan uitgaan dat de deskundige een relevante bijdrage zou leveren aan een voor hem gunstige beantwoording door het bestuursorgaan van een voor de beslissing op de aanvraag mogelijk relevante vraag (12 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY5895).
Geen kostenvergoeding indien het ingebrachte advies afkomstig is van een persoon of instantie die als deskundig is aan te merken ter zake van de specifieke vragen die in de procedure aan de orde zijn, maar het door die deskundige uitgebrachte advies op geen van die specifieke vragen betrekking heeft (9 mei 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW5293).
Kosten van rechtsbijstand kunnen niet worden aangemerkt als deskundigenkosten
26 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:599
Geen vergoeding kosten optreden gemachtigde van aanvrager als deskundige
8 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2148
Primaire fase
In deze blog draait het om de fase voorafgaand aan het door het bestuursorgaan te nemen primaire besluit. Dit is ook de fase waarover Gloudemans in de rol van deskundige dient te adviseren. Daarop volgt de procedure in bezwaar en beroep. In de artikelen 8:75, 7:15 lid 2 of 7:28 lid 2 Awb is dienaangaande een forfaitaire vergoedingsregeling opgenomen.
In de jurisprudentie lijkt er een onderscheid gemaakt te worden tussen de kosten van juridische bijstand en andere deskundige bijstand. In een uitspraak van de Afdeling van 7 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3601 wordt een toelichting gegeven. Ter zitting heeft de Afdeling het verschil aan de orde gesteld tussen het verlenen van deskundige rechtsbijstand, waartoe onder meer het opstellen van processtukken behoort, en het geven van “ander dan rechtskundig deskundig advies”, waartoe onder meer het opstellen van een advies of rapport behoort. De Afdeling overweegt dat de kosten voor verleende rechtsbijstand die zijn gemaakt in de primaire fase voor vergoeding in aanmerking komen als deze kosten naar hun aard en omvang redelijk zijn. De Afdeling betoogt dat het voor iemand die geen kennis heeft van het planschaderecht, het niet mogelijk is de juistheid van de in het conceptadvies neergelegde bevindingen te beoordelen. Daarom was het naar het oordeel van de Afdeling in dit geval redelijk dat het conceptadvies ter beoordeling is voorgelegd en acht de Afdeling in dit geval een vergoeding van 4 uren voor het opstellen van de zienswijze tegen een tarief van € 75,00 per uur redelijk.
In de primaire fase is het zo dat de indiener van een aanvraag ermee bekend is c.q. kan zijn dat er een onafhankelijke deskundige ingeschakeld moet worden door het bestuursorgaan. Om die reden wordt van een verzoeker verwacht dat hij het conceptadvies van de in te schakelen deskundige ontvangt alvorens hij zelf advies gaat inwinnen bij een eigen adviseur. Kosten gemaakt voor deskundigenbijstand vóór uitbrengen van het conceptadvies worden derhalve niet vergoed. Verwezen kan ook worden, onder de Wro, naar een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 9 december 2010 zaaknummer Awb 10/943 WET-T1. De rechtbank wijst er in dit verband op dat de gemeente Westvoorne voor de aanvraag een eenvoudig aanvraagformulier hanteert en dat aan de onderbouwing van het verzoek geen zware eisen worden gesteld waaruit enige noodzaak voortvloeit om vooraf eigen deskundigen in te schakelen. Uitzondering op de hierboven omschreven hoofdregel bestaan. Indien op basis van het bepaalde in de betreffende planschade-procedureverordening bij de indiening van het verzoek van verzoeker een dermate actieve en specialistische inbreng wordt gevraagd, dan kan het inroepen van rechtsbijstand of een accountant in het kader van de vaststelling van de schade redelijk zijn. Vergelijk hiervoor een uitspraak van de Afdeling 16 april 2003, 200203851/1 en de uitspraak van de Afdeling 11 april 2007, 200603662/1.
Ten aanzien van de kosten die na het uitgebrachte conceptadvies zijn gemaakt dient te worden getoetst of het redelijk is dat er bijstand is ingeroepen en of de kosten gemaakt voor de bijstand in verhouding staan tot de verrichte werkzaamheden (dubbele redelijkheidstoets). Bij dat laatste element wordt gekeken naar het aantal uur dat is besteed door de deskundige en tegen welk uurtarief de werkzaamheden zijn verricht. Ook wordt er gekeken naar het totaal van de kosten en de verhouding met het gewicht van de zaak (hoeveel schadevergoeding wordt er bijvoorbeeld uitgekeerd). De uren die de deskundige aan de zaak heeft besteed, moeten in een redelijke verhouding staan tot de verrichte werkzaamheden. Hoe complexer de zaak hoe meer tijd de deskundige aan de zaak zal besteden. Daarnaast is het gedeclareerde uurtarief van belang. Een uurtarief van € 195,00 wordt door de Afdeling niet onevenredig hoog geacht (ABRS 24 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3509). Uitzonderingen in meer complexe zaken daargelaten lijkt de Afdeling op basis van de gepubliceerde uitspraken een uurtarief tussen € 75,00 en € 175,00 redelijk te vinden. De Afdeling matigt in haar uitspraak van 21 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2528) een uurtarief van € 225,00 naar € 175,00.
Indien een niet juridisch deskundige bijstand heeft verleend is van belang dat de aanvrager gelet op de feiten en omstandigheden op het moment dat de deskundige werd ingeroepen, ervan uit mocht gaan dat de deskundige een relevante bijdrage zou leveren aan een voor hem gunstige beantwoording door het bestuursorgaan van een voor de beslissing op de aanvraag mogelijk relevante vraag. Van belang daarbij is dat de deskundige wel geadviseerd heeft omtrent die specifieke vragen die in de kwestie aan de orde zijn. Wanneer het bestuursorgaan niet als beleid heeft om bij de beoordeling van een aanvraag zelf deskundigenadvies in te winnen en aanvrager schakelt zelf een deskundige in, dan kan er wel aanleiding zijn om die kosten te vergoeden.
Wilt u meer weten hierover? Neem dan contact op met Stijn Berns.