31 mei 2018
Rb Den Haag – afwijken referentieperiode 3 jaar
Een horecabedrijf in Zoetermeer claimt nadeelcompensatie als gevolg van besluiten en maatregelen die zijn genomen in het kader van de realisering van het Cadenza-project. Verweerder mocht afgaan op het deskundigenadvies van de SAOZ nu eiseres geen onafhankelijk tegenrapport heeft overgelegd.
Volgens jurisprudentie van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 juni 2016 over AH Cassandraplein, ECLI:NL:RVS:2016:1650) wordt binnen het stelsel van nadeelcompensatie de omvang van de gestelde schade doorgaans berekend door de in de schadeperiode gerealiseerde omzetten en daaraan gerelateerde brutowinsten te vergelijken met de gerealiseerde omzetten en daaraan gerelateerde brutowinsten in een referentieperiode. Uitgangspunt daarbij is dat deze periode in voldoende mate representatief dient te zijn voor de ontwikkeling van de omzetten en/of brutowinsten in de schadeperiode, de schadeveroorzakende ontwikkeling weggedacht. Het is gebruikelijk om van een periode van drie jaar uit te gaan en bij een stabiel verloop van de omzetten deze te middelen en de uitkomsten daarvan als referentieomzet te hanteren, voor zover nodig onder toepassing van een correctie vanwege branche-, markt- en concurrentieverhoudingen en inflatie. Van dit uitgangspunt kan en moet soms worden afgeweken. Daarvoor kan aanleiding zijn indien de omzetontwikkeling over deze drie jaren een bestendig dalende of stijgende ontwikkeling laat zien. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 13 maart 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ3966. Verweerder is in dit geval in navolging van de SAOZ terecht afgeweken van de referentieperiode van drie jaren nu de omzetontwikkeling in twee van de drie voorafgaande jaren een bestendige omzetdaling heeft laten zien. Eiseres heeft niet onderbouwd dat in die twee jaren van eenmalige a-typische ontwikkelingen sprake is geweest. Een direct en rechtstreeks verband tussen verlies aan dagomzet en de gestelde verminderde bereikbaarheid van het bedrijf is onvoldoende aangetoond.
Voor vergoeding van extra (advertentie) kosten heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien nu niet is voldaan aan de voorwaarde dat de gemaakte kosten geleid hebben tot een algehele toename van de betreffende kostenposten.