27 februari 2019
ABRS – Waterwet, onderhoud watergang, afkalving grond
Appellant is eigenaar van een perceel van een watergang die door het waterschap wordt onderhouden met een klepelmaaier en maaikorf. Volgens appellant is de grens van zijn perceel geleidelijk verschoven waardoor 18,2 m² grond is afgekalfd. Uitgaande van een grondprijs van € 330,00 per m² heeft appellant een totaalbedrag aan schade verzocht te vergoeden van € 6.006,00.
Het college heeft besloten om € 660,00 te vergoeden. Anders dan verzoeker als uitgangspunt heeft genomen is de deskundige ervan uitgegaan dat de grond in de oude situatie niet mocht worden bebouwd. In de nieuwe situatie is de grond door de waterloop onbruikbaar zodat tot een vergoeding is gekomen van € 660,00.
Appellant volgt het college in de begroting van de schade. Voorts heeft appellant een beroepsgrond gericht op het door hem gestelde causaal verband. De Afdeling overweegt dat het aan verzoeker is om aannemelijk te maken dat de schade het gevolg is van een rechtmatige uitoefening als bedoeld in artikel 7.14 van de Waterwet. Ter zitting is gebleken dat de schadeoorzaak onduidelijk is. Naar oordeel van de Afdeling heeft het college dan ook in redelijkheid kunnen besluiten om € 660,00 te vergoeden. Daarmee is appellant naar het oordeel van de Afdeling niet tekort gedaan.