27 mei 2020
ABRS – bewijslast
Volgens het ingediende taxatierapport bedroeg de waarde van de panden € 1.765.000,00 (tien keer de jaarlijkse huuropbrengsten). Het verzoek is afgewezen omdat de gestelde schade niet op objectieve en verifieerbare wijze aannemelijk is gemaakt. Daarnaast stelt het college zich op het standpunt dat het nadeel voor één pand voorzienbaar was en voor een tweede pand heeft nagelaten om de schade te beperken door de onderneming niet te verplaatsen. Het op een termijn van 6,5 jaar verdwijnen van een overlast gevende functie valt naar oordeel van het college binnen het normaal maatschappelijk risico. Exploitatievergunningen worden voor 3 jaar afgegeven. Daarmee kan niet worden uitgegaan van een ononderbroken stroom van huurinkomsten. Tot slot heeft appellant de overgangstermijn niet benut om de exploitatiemogelijkheden van zijn panden te wijzigen voor bijvoorbeeld studentenbewoning.
De Afdeling oordeelt dat het college terecht aanleiding heeft gezien om het advies van de commissie niet aan zijn besluitvorming ten grondslag te leggen onder meer omdat er een voorbehoud wordt gemaakt ten aanzien van de betrouwbaarheid van de door appellant ingebrachte gegevens en dat nader onderzoek nodig is om het advies te kunnen opvolgen.
De bewijslast van schade en de omvang daarvan ligt in beginsel bij degene die stelt schade te hebben geleden. Appellant heeft de gestelde schade in de vorm van waardevermindering van de panden als gevolg van het besluit niet op objectieve en verifieerbare wijze aannemelijk gemaakt. Appellant heeft geen gehoor gegeven aan het verzoek van de door het college ingeschakelde accountant om ter staving van de door appellant gestelde schade de gegevens en bescheiden over te leggen die het college nodig had om te kunnen vaststellen of de door appellant gestelde schade is geleden. Het is niet aangetoond dat de huurinkomsten die zijn gebaseerd op de door hem genoemde huurovereenkomsten corresponderen met de daadwerkelijk ontvangen huurinkomsten en als basis kunnen dienen voor het vaststellen van de schade. Evenmin is aangetoond dat het na 1 januari 2016 niet langer mogelijk was om de panden te verhuren. De slotsom is dat het college het verzoek om nadeelcompensatie terecht heeft afgewezen.