18 maart 2020
ABRS – onevenredig zwaar getroffen
Appellant is drijver van een standplaats voor beenmode op de Haagse Markt. Wegens tijdelijke verplaatsing van de markt en een tijdelijke standplaats is verzocht om nadeelcompensatie. Het college heeft het verzoek afgewezen omdat het aanwijzen van een locatie voor een tijdelijke markt gezien moet worden als normaal ondernemersrisico. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat zich in haar geval feiten of omstandigheden hebben voorgedaan waardoor haar individuele belang zodanig zwaar is getroffen dat het nadeel niet geheel ten laste van de betrokkene dient te blijven.
Ook de Afdeling is van oordeel dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij als gevolg van de besluiten tot de tijdelijke verplaatsing schade heeft geleden die uitstijgt boven het normaal maatschappelijk risico. Het hebben van uitzicht op haar kraam vanuit een lunchroom staat niet in dusdanig verband tot het besluit dat eventuele omzetderving het gevolg van het besluit is. Dat de verplaatsing in de winterperiode was en daarmee de belangrijkste periode voor appellant maakt ook niet dat zij niet in staat was om daar, evenals op de oude locatie, de in de branche gebruikelijke hogere omzetten voor de winterperiode te realiseren. Ook het hebben van een cluster met andere standplaatshouders (al dan niet aangetoond) is geen voordeel dat is komen te vervallen en toe te rekenen aan de genomen besluiten.